Vervoeging van afratelen
Onbepaalde wijs (infinitief): afratelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ratel af
- jij ratelt af
- hij/zij/het ratelt af
- wij ratelen af
- jullie ratelen af
- zij ratelen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik ratelde af
- jij ratelde af
- hij/zij/het ratelde af
- wij ratelden af
- jullie ratelden af
- zij ratelden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgerateld
- jij hebt afgerateld
- hij/zij/het heeft afgerateld
- wij hebben afgerateld
- jullie hebben afgerateld
- zij hebben afgerateld
Voltooid verleden tijd
- ik had afgerateld
- jij had afgerateld
- hij/zij/het had afgerateld
- wij hadden afgerateld
- jullie hadden afgerateld
- zij hadden afgerateld
Toekomende tijd I
- ik zal afratelen
- jij zult afratelen
- hij/zij/het zal afratelen
- wij zullen afratelen
- jullie zullen afratelen
- zij zullen afratelen
Toekomende tijd II
- ik zal afgerateld hebben
- jij zult afgerateld hebben
- hij/zij/het zal afgerateld hebben
- wij zullen afgerateld hebben
- jullie zullen afgerateld hebben
- zij zullen afgerateld hebben
Conditionalis I
- ik zou afratelen
- jij zou afratelen
- hij/zij/het zou afratelen
- wij zouden afratelen
- jullie zouden afratelen
- zij zouden afratelen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgerateld
- jij zou hebben afgerateld
- hij/zij/het zou hebben afgerateld
- wij zouden hebben afgerateld
- jullie zouden hebben afgerateld
- zij zouden hebben afgerateld
Imperatief
- jij ratel af
- jullie ratelt af