Vervoeging van afschuiven
Onbepaalde wijs (infinitief): afschuiven
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schuif af
- jij schuift af
- hij/zij/het schuift af
- wij schuiven af
- jullie schuiven af
- zij schuiven af
Indicativo presente
- yo aparto
- tú apartas
- él/ella aparta
- nosotros apartamos
- vosotros apartáis
- ellos/ellas apartan
Onvoltooid verleden tijd
- ik schoof af
- jij schoof af
- hij/zij/het schoof af
- wij schoven af
- jullie schoven af
- zij schoven af
Indefinido
- yo aparté
- tú apartaste
- él/ella apartó
- nosotros apartamos
- vosotros apartasteis
- ellos/ellas apartaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeschoven
- jij hebt afgeschoven
- hij/zij/het heeft afgeschoven
- wij hebben afgeschoven
- jullie hebben afgeschoven
- zij hebben afgeschoven
Pretérito perfecto compuesto
- yo he apartado
- tú has apartado
- él/ella ha apartado
- nosotros hemos apartado
- vosotros habéis apartado
- ellos/ellas han apartado
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeschoven
- jij had afgeschoven
- hij/zij/het had afgeschoven
- wij hadden afgeschoven
- jullie hadden afgeschoven
- zij hadden afgeschoven
Pluscuamperfecto
- yo había apartado
- tú habías apartado
- él/ella había apartado
- nosotros habíamos apartado
- vosotros habíais apartado
- ellos/ellas habían apartado
Toekomende tijd I
- ik zal afschuiven
- jij zult afschuiven
- hij/zij/het zal afschuiven
- wij zullen afschuiven
- jullie zullen afschuiven
- zij zullen afschuiven
Futuro I
- yo apartaré
- tú apartarás
- él/ella apartará
- nosotros apartaremos
- vosotros apartaréis
- ellos/ellas apartarán
Toekomende tijd II
- ik zal afgeschoven hebben
- jij zult afgeschoven hebben
- hij/zij/het zal afgeschoven hebben
- wij zullen afgeschoven hebben
- jullie zullen afgeschoven hebben
- zij zullen afgeschoven hebben
Futuro perfecto
- yo habré apartado
- tú habrás apartado
- él/ella habrá apartado
- nosotros habremos apartado
- vosotros habréis apartado
- ellos/ellas habrán apartado
Conditionalis I
- ik zou afschuiven
- jij zou afschuiven
- hij/zij/het zou afschuiven
- wij zouden afschuiven
- jullie zouden afschuiven
- zij zouden afschuiven
Condicional
- yo apartaría
- tú apartarías
- él/ella apartaría
- nosotros apartaríamos
- vosotros apartaríais
- ellos/ellas apartarían
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeschoven
- jij zou hebben afgeschoven
- hij/zij/het zou hebben afgeschoven
- wij zouden hebben afgeschoven
- jullie zouden hebben afgeschoven
- zij zouden hebben afgeschoven
Condicional perfecto
- yo habría apartado
- tú habrías apartado
- él/ella habría apartado
- nosotros habríamos apartado
- vosotros habríais apartado
- ellos/ellas habrían apartado
Imperatief
- jij schuif af
- jullie schuift af
Imperativo presente
- tú aparta
- vosotros apartad