Vervoeging van afspurten
Onbepaalde wijs (infinitief): afspurten
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spurt af
- jij spurt af
- hij/zij/het spurt af
- wij spurten af
- jullie spurten af
- zij spurten af
Onvoltooid verleden tijd
- ik spurtte af
- jij spurtte af
- hij/zij/het spurtte af
- wij spurtten af
- jullie spurtten af
- zij spurtten af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgespurt
- jij hebt afgespurt
- hij/zij/het heeft afgespurt
- wij hebben afgespurt
- jullie hebben afgespurt
- zij hebben afgespurt
Voltooid verleden tijd
- ik had afgespurt
- jij had afgespurt
- hij/zij/het had afgespurt
- wij hadden afgespurt
- jullie hadden afgespurt
- zij hadden afgespurt
Toekomende tijd I
- ik zal afspurten
- jij zult afspurten
- hij/zij/het zal afspurten
- wij zullen afspurten
- jullie zullen afspurten
- zij zullen afspurten
Toekomende tijd II
- ik zal afgespurt hebben
- jij zult afgespurt hebben
- hij/zij/het zal afgespurt hebben
- wij zullen afgespurt hebben
- jullie zullen afgespurt hebben
- zij zullen afgespurt hebben
Conditionalis I
- ik zou afspurten
- jij zou afspurten
- hij/zij/het zou afspurten
- wij zouden afspurten
- jullie zouden afspurten
- zij zouden afspurten
Conditionalis II
- ik zou hebben afgespurt
- jij zou hebben afgespurt
- hij/zij/het zou hebben afgespurt
- wij zouden hebben afgespurt
- jullie zouden hebben afgespurt
- zij zouden hebben afgespurt
Imperatief
- jij spurt af
- jullie spurt af