Vervoeging van aftuimelen

Onbepaalde wijs (infinitief): aftuimelen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik tuimel af
    • jij tuimelt af
    • hij/zij/het tuimelt af
    • wij tuimelen af
    • jullie tuimelen af
    • zij tuimelen af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik tuimelde af
    • jij tuimelde af
    • hij/zij/het tuimelde af
    • wij tuimelden af
    • jullie tuimelden af
    • zij tuimelden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben afgetuimeld
    • jij bent afgetuimeld
    • hij/zij/het is afgetuimeld
    • wij zijn afgetuimeld
    • jullie zijn afgetuimeld
    • zij zijn afgetuimeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was afgetuimeld
    • jij was afgetuimeld
    • hij/zij/het was afgetuimeld
    • wij waren afgetuimeld
    • jullie waren afgetuimeld
    • zij waren afgetuimeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aftuimelen
    • jij zult aftuimelen
    • hij/zij/het zal aftuimelen
    • wij zullen aftuimelen
    • jullie zullen aftuimelen
    • zij zullen aftuimelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgetuimeld zijn
    • jij zult afgetuimeld zijn
    • hij/zij/het zal afgetuimeld zijn
    • wij zullen afgetuimeld zijn
    • jullie zullen afgetuimeld zijn
    • zij zullen afgetuimeld zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou aftuimelen
    • jij zou aftuimelen
    • hij/zij/het zou aftuimelen
    • wij zouden aftuimelen
    • jullie zouden aftuimelen
    • zij zouden aftuimelen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn afgetuimeld
    • jij zou zijn afgetuimeld
    • hij/zij/het zou zijn afgetuimeld
    • wij zouden zijn afgetuimeld
    • jullie zouden zijn afgetuimeld
    • zij zouden zijn afgetuimeld
  • Imperatief

    • jij tuimel af
    • jullie tuimelt af