Vervoeging van afwenden
Onbepaalde wijs (infinitief): afwenden
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wend af
- jij wendt af
- hij/zij/het wendt af
- wij wenden af
- jullie wenden af
- zij wenden af
Onvoltooid verleden tijd
- ik wendde af
- jij wendde af
- hij/zij/het wendde af
- wij wendden af
- jullie wendden af
- zij wendden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgewend
- jij hebt afgewend
- hij/zij/het heeft afgewend
- wij hebben afgewend
- jullie hebben afgewend
- zij hebben afgewend
Voltooid verleden tijd
- ik had afgewend
- jij had afgewend
- hij/zij/het had afgewend
- wij hadden afgewend
- jullie hadden afgewend
- zij hadden afgewend
Toekomende tijd I
- ik zal afwenden
- jij zult afwenden
- hij/zij/het zal afwenden
- wij zullen afwenden
- jullie zullen afwenden
- zij zullen afwenden
Toekomende tijd II
- ik zal afgewend hebben
- jij zult afgewend hebben
- hij/zij/het zal afgewend hebben
- wij zullen afgewend hebben
- jullie zullen afgewend hebben
- zij zullen afgewend hebben
Conditionalis I
- ik zou afwenden
- jij zou afwenden
- hij/zij/het zou afwenden
- wij zouden afwenden
- jullie zouden afwenden
- zij zouden afwenden
Conditionalis II
- ik zou hebben afgewend
- jij zou hebben afgewend
- hij/zij/het zou hebben afgewend
- wij zouden hebben afgewend
- jullie zouden hebben afgewend
- zij zouden hebben afgewend
Imperatief
- jij wend af
- jullie wendt af