Vervoeging van apostroferen
Onbepaalde wijs (infinitief): apostroferen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik apostrofeer
- jij apostrofeert
- hij/zij/het apostrofeert
- wij apostroferen
- jullie apostroferen
- zij apostroferen
Onvoltooid verleden tijd
- ik apostrofeerde
- jij apostrofeerde
- hij/zij/het apostrofeerde
- wij apostrofeerden
- jullie apostrofeerden
- zij apostrofeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geapostrofeerd
- jij hebt geapostrofeerd
- hij/zij/het heeft geapostrofeerd
- wij hebben geapostrofeerd
- jullie hebben geapostrofeerd
- zij hebben geapostrofeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geapostrofeerd
- jij had geapostrofeerd
- hij/zij/het had geapostrofeerd
- wij hadden geapostrofeerd
- jullie hadden geapostrofeerd
- zij hadden geapostrofeerd
Toekomende tijd I
- ik zal apostroferen
- jij zult apostroferen
- hij/zij/het zal apostroferen
- wij zullen apostroferen
- jullie zullen apostroferen
- zij zullen apostroferen
Toekomende tijd II
- ik zal geapostrofeerd hebben
- jij zult geapostrofeerd hebben
- hij/zij/het zal geapostrofeerd hebben
- wij zullen geapostrofeerd hebben
- jullie zullen geapostrofeerd hebben
- zij zullen geapostrofeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou apostroferen
- jij zou apostroferen
- hij/zij/het zou apostroferen
- wij zouden apostroferen
- jullie zouden apostroferen
- zij zouden apostroferen
Conditionalis II
- ik zou hebben geapostrofeerd
- jij zou hebben geapostrofeerd
- hij/zij/het zou hebben geapostrofeerd
- wij zouden hebben geapostrofeerd
- jullie zouden hebben geapostrofeerd
- zij zouden hebben geapostrofeerd
Imperatief
- jij apostrofeer
- jullie apostrofeert