Vervoeging van balsemen
Onbepaalde wijs (infinitief): balsemen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik balsem
- jij balsemt
- hij/zij/het balsemt
- wij balsemen
- jullie balsemen
- zij balsemen
Indicativo presente
- yo embalsamo
- tú embalsamas
- él/ella embalsama
- nosotros embalsamamos
- vosotros embalsamáis
- ellos/ellas embalsaman
Onvoltooid verleden tijd
- ik balsemde
- jij balsemde
- hij/zij/het balsemde
- wij balsemden
- jullie balsemden
- zij balsemden
Indefinido
- yo embalsamé
- tú embalsamaste
- él/ella embalsamó
- nosotros embalsamamos
- vosotros embalsamasteis
- ellos/ellas embalsamaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebalsemd
- jij hebt gebalsemd
- hij/zij/het heeft gebalsemd
- wij hebben gebalsemd
- jullie hebben gebalsemd
- zij hebben gebalsemd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he embalsamado
- tú has embalsamado
- él/ella ha embalsamado
- nosotros hemos embalsamado
- vosotros habéis embalsamado
- ellos/ellas han embalsamado
Voltooid verleden tijd
- ik had gebalsemd
- jij had gebalsemd
- hij/zij/het had gebalsemd
- wij hadden gebalsemd
- jullie hadden gebalsemd
- zij hadden gebalsemd
Pluscuamperfecto
- yo había embalsamado
- tú habías embalsamado
- él/ella había embalsamado
- nosotros habíamos embalsamado
- vosotros habíais embalsamado
- ellos/ellas habían embalsamado
Toekomende tijd I
- ik zal balsemen
- jij zult balsemen
- hij/zij/het zal balsemen
- wij zullen balsemen
- jullie zullen balsemen
- zij zullen balsemen
Futuro I
- yo embalsamaré
- tú embalsamarás
- él/ella embalsamará
- nosotros embalsamaremos
- vosotros embalsamaréis
- ellos/ellas embalsamarán
Toekomende tijd II
- ik zal gebalsemd hebben
- jij zult gebalsemd hebben
- hij/zij/het zal gebalsemd hebben
- wij zullen gebalsemd hebben
- jullie zullen gebalsemd hebben
- zij zullen gebalsemd hebben
Futuro perfecto
- yo habré embalsamado
- tú habrás embalsamado
- él/ella habrá embalsamado
- nosotros habremos embalsamado
- vosotros habréis embalsamado
- ellos/ellas habrán embalsamado
Conditionalis I
- ik zou balsemen
- jij zou balsemen
- hij/zij/het zou balsemen
- wij zouden balsemen
- jullie zouden balsemen
- zij zouden balsemen
Condicional
- yo embalsamaría
- tú embalsamarías
- él/ella embalsamaría
- nosotros embalsamaríamos
- vosotros embalsamaríais
- ellos/ellas embalsamarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gebalsemd
- jij zou hebben gebalsemd
- hij/zij/het zou hebben gebalsemd
- wij zouden hebben gebalsemd
- jullie zouden hebben gebalsemd
- zij zouden hebben gebalsemd
Condicional perfecto
- yo habría embalsamado
- tú habrías embalsamado
- él/ella habría embalsamado
- nosotros habríamos embalsamado
- vosotros habríais embalsamado
- ellos/ellas habrían embalsamado
Imperatief
- jij balsem
- jullie balsemt
Imperativo presente
- tú embalsama
- vosotros embalsamad