Vervoeging van baren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik baar
  • jij baart
  • hij/zij/het baart
  • wij baren
  • jullie baren
  • zij baren

Indicativo presente

  • yo paro
  • pares
  • él/ella pare
  • nosotros parimos
  • vosotros parís
  • ellos/ellas paren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik baarde
  • jij baarde
  • hij/zij/het baarde
  • wij baarden
  • jullie baarden
  • zij baarden

Indefinido

  • yo parí
  • pariste
  • él/ella parió
  • nosotros parimos
  • vosotros paristeis
  • ellos/ellas parieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebaard
  • jij hebt gebaard
  • hij/zij/het heeft gebaard
  • wij hebben gebaard
  • jullie hebben gebaard
  • zij hebben gebaard

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he parido
  • has parido
  • él/ella ha parido
  • nosotros hemos parido
  • vosotros habéis parido
  • ellos/ellas han parido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebaard
  • jij had gebaard
  • hij/zij/het had gebaard
  • wij hadden gebaard
  • jullie hadden gebaard
  • zij hadden gebaard

Pluscuamperfecto

  • yo había parido
  • habías parido
  • él/ella había parido
  • nosotros habíamos parido
  • vosotros habíais parido
  • ellos/ellas habían parido

Toekomende tijd I

  • ik zal baren
  • jij zult baren
  • hij/zij/het zal baren
  • wij zullen baren
  • jullie zullen baren
  • zij zullen baren

Futuro I

  • yo pariré
  • parirás
  • él/ella parirá
  • nosotros pariremos
  • vosotros pariréis
  • ellos/ellas parirán

Toekomende tijd II

  • ik zal gebaard hebben
  • jij zult gebaard hebben
  • hij/zij/het zal gebaard hebben
  • wij zullen gebaard hebben
  • jullie zullen gebaard hebben
  • zij zullen gebaard hebben

Futuro perfecto

  • yo habré parido
  • habrás parido
  • él/ella habrá parido
  • nosotros habremos parido
  • vosotros habréis parido
  • ellos/ellas habrán parido

Conditionalis I

  • ik zou baren
  • jij zou baren
  • hij/zij/het zou baren
  • wij zouden baren
  • jullie zouden baren
  • zij zouden baren

Condicional

  • yo pariría
  • parirías
  • él/ella pariría
  • nosotros pariríamos
  • vosotros pariríais
  • ellos/ellas parirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebaard
  • jij zou hebben gebaard
  • hij/zij/het zou hebben gebaard
  • wij zouden hebben gebaard
  • jullie zouden hebben gebaard
  • zij zouden hebben gebaard

Condicional perfecto

  • yo habría parido
  • habrías parido
  • él/ella habría parido
  • nosotros habríamos parido
  • vosotros habríais parido
  • ellos/ellas habrían parido

Imperatief

  • jij baar
  • jullie baart

Imperativo presente

  • pare
  • vosotros parid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van baren