Vervoeging van belegeren
Onbepaalde wijs (infinitief): belegeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beleger
- jij belegert
- hij/zij/het belegert
- wij belegeren
- jullie belegeren
- zij belegeren
Indicativo presente
- yo asedio
- tú asedias
- él/ella asedia
- nosotros asediamos
- vosotros asediáis
- ellos/ellas asedian
Onvoltooid verleden tijd
- ik belegerde
- jij belegerde
- hij/zij/het belegerde
- wij belegerden
- jullie belegerden
- zij belegerden
Indefinido
- yo asedié
- tú asediaste
- él/ella asedió
- nosotros asediamos
- vosotros asediasteis
- ellos/ellas asediaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb belegerd
- jij hebt belegerd
- hij/zij/het heeft belegerd
- wij hebben belegerd
- jullie hebben belegerd
- zij hebben belegerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he asediado
- tú has asediado
- él/ella ha asediado
- nosotros hemos asediado
- vosotros habéis asediado
- ellos/ellas han asediado
Voltooid verleden tijd
- ik had belegerd
- jij had belegerd
- hij/zij/het had belegerd
- wij hadden belegerd
- jullie hadden belegerd
- zij hadden belegerd
Pluscuamperfecto
- yo había asediado
- tú habías asediado
- él/ella había asediado
- nosotros habíamos asediado
- vosotros habíais asediado
- ellos/ellas habían asediado
Toekomende tijd I
- ik zal belegeren
- jij zult belegeren
- hij/zij/het zal belegeren
- wij zullen belegeren
- jullie zullen belegeren
- zij zullen belegeren
Futuro I
- yo asediaré
- tú asediarás
- él/ella asediará
- nosotros asediaremos
- vosotros asediaréis
- ellos/ellas asediarán
Toekomende tijd II
- ik zal belegerd hebben
- jij zult belegerd hebben
- hij/zij/het zal belegerd hebben
- wij zullen belegerd hebben
- jullie zullen belegerd hebben
- zij zullen belegerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré asediado
- tú habrás asediado
- él/ella habrá asediado
- nosotros habremos asediado
- vosotros habréis asediado
- ellos/ellas habrán asediado
Conditionalis I
- ik zou belegeren
- jij zou belegeren
- hij/zij/het zou belegeren
- wij zouden belegeren
- jullie zouden belegeren
- zij zouden belegeren
Condicional
- yo asediaría
- tú asediarías
- él/ella asediaría
- nosotros asediaríamos
- vosotros asediaríais
- ellos/ellas asediarían
Conditionalis II
- ik zou hebben belegerd
- jij zou hebben belegerd
- hij/zij/het zou hebben belegerd
- wij zouden hebben belegerd
- jullie zouden hebben belegerd
- zij zouden hebben belegerd
Condicional perfecto
- yo habría asediado
- tú habrías asediado
- él/ella habría asediado
- nosotros habríamos asediado
- vosotros habríais asediado
- ellos/ellas habrían asediado
Imperatief
- jij beleger
- jullie belegert
Imperativo presente
- tú asedia
- vosotros asediad