Vervoeging van belopen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beloop
- jij beloopt
- hij/zij/het beloopt
- wij belopen
- jullie belopen
- zij belopen
Indicativo presente
- yo importo
- tú importas
- él/ella importa
- nosotros importamos
- vosotros importáis
- ellos/ellas importan
Onvoltooid verleden tijd
- ik beliep
- jij beliep
- hij/zij/het beliep
- wij beliepen
- jullie beliepen
- zij beliepen
Indefinido
- yo importé
- tú importaste
- él/ella importó
- nosotros importamos
- vosotros importasteis
- ellos/ellas importaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb belopen
- jij hebt belopen
- hij/zij/het heeft belopen
- wij hebben belopen
- jullie hebben belopen
- zij hebben belopen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he importado
- tú has importado
- él/ella ha importado
- nosotros hemos importado
- vosotros habéis importado
- ellos/ellas han importado
Voltooid verleden tijd
- ik had belopen
- jij had belopen
- hij/zij/het had belopen
- wij hadden belopen
- jullie hadden belopen
- zij hadden belopen
Pluscuamperfecto
- yo había importado
- tú habías importado
- él/ella había importado
- nosotros habíamos importado
- vosotros habíais importado
- ellos/ellas habían importado
Toekomende tijd I
- ik zal belopen
- jij zult belopen
- hij/zij/het zal belopen
- wij zullen belopen
- jullie zullen belopen
- zij zullen belopen
Futuro I
- yo importaré
- tú importarás
- él/ella importará
- nosotros importaremos
- vosotros importaréis
- ellos/ellas importarán
Toekomende tijd II
- ik zal belopen hebben
- jij zult belopen hebben
- hij/zij/het zal belopen hebben
- wij zullen belopen hebben
- jullie zullen belopen hebben
- zij zullen belopen hebben
Futuro perfecto
- yo habré importado
- tú habrás importado
- él/ella habrá importado
- nosotros habremos importado
- vosotros habréis importado
- ellos/ellas habrán importado
Conditionalis I
- ik zou belopen
- jij zou belopen
- hij/zij/het zou belopen
- wij zouden belopen
- jullie zouden belopen
- zij zouden belopen
Condicional
- yo importaría
- tú importarías
- él/ella importaría
- nosotros importaríamos
- vosotros importaríais
- ellos/ellas importarían
Conditionalis II
- ik zou hebben belopen
- jij zou hebben belopen
- hij/zij/het zou hebben belopen
- wij zouden hebben belopen
- jullie zouden hebben belopen
- zij zouden hebben belopen
Condicional perfecto
- yo habría importado
- tú habrías importado
- él/ella habría importado
- nosotros habríamos importado
- vosotros habríais importado
- ellos/ellas habrían importado
Imperatief
- jij beloop
- jullie beloopt
Imperativo presente
- tú importa
- vosotros importad