Vervoeging van bestaan
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik besta
- jij bestaat
- hij/zij/het bestaat
- wij bestaan
- jullie bestaan
- zij bestaan
Indicativo presente
- yo existo
- tú existes
- él/ella existe
- nosotros existimos
- vosotros existís
- ellos/ellas existen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestond
- jij bestond
- hij/zij/het bestond
- wij bestonden
- jullie bestonden
- zij bestonden
Indefinido
- yo existí
- tú exististe
- él/ella existió
- nosotros existimos
- vosotros exististeis
- ellos/ellas existieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestaan
- jij hebt bestaan
- hij/zij/het heeft bestaan
- wij hebben bestaan
- jullie hebben bestaan
- zij hebben bestaan
Pretérito perfecto compuesto
- yo he existido
- tú has existido
- él/ella ha existido
- nosotros hemos existido
- vosotros habéis existido
- ellos/ellas han existido
Voltooid verleden tijd
- ik had bestaan
- jij had bestaan
- hij/zij/het had bestaan
- wij hadden bestaan
- jullie hadden bestaan
- zij hadden bestaan
Pluscuamperfecto
- yo había existido
- tú habías existido
- él/ella había existido
- nosotros habíamos existido
- vosotros habíais existido
- ellos/ellas habían existido
Toekomende tijd I
- ik zal bestaan
- jij zult bestaan
- hij/zij/het zal bestaan
- wij zullen bestaan
- jullie zullen bestaan
- zij zullen bestaan
Futuro I
- yo existiré
- tú existirás
- él/ella existirá
- nosotros existiremos
- vosotros existiréis
- ellos/ellas existirán
Toekomende tijd II
- ik zal bestaan hebben
- jij zult bestaan hebben
- hij/zij/het zal bestaan hebben
- wij zullen bestaan hebben
- jullie zullen bestaan hebben
- zij zullen bestaan hebben
Futuro perfecto
- yo habré existido
- tú habrás existido
- él/ella habrá existido
- nosotros habremos existido
- vosotros habréis existido
- ellos/ellas habrán existido
Conditionalis I
- ik zou bestaan
- jij zou bestaan
- hij/zij/het zou bestaan
- wij zouden bestaan
- jullie zouden bestaan
- zij zouden bestaan
Condicional
- yo existiría
- tú existirías
- él/ella existiría
- nosotros existiríamos
- vosotros existiríais
- ellos/ellas existirían
Conditionalis II
- ik zou hebben bestaan
- jij zou hebben bestaan
- hij/zij/het zou hebben bestaan
- wij zouden hebben bestaan
- jullie zouden hebben bestaan
- zij zouden hebben bestaan
Condicional perfecto
- yo habría existido
- tú habrías existido
- él/ella habría existido
- nosotros habríamos existido
- vosotros habríais existido
- ellos/ellas habrían existido
Imperatief
- jij besta
- jullie bestaat
Imperativo presente
- tú existe
- vosotros existid