Vervoeging van bestormen
Onbepaalde wijs (infinitief): bestormen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestorm
- jij bestormt
- hij/zij/het bestormt
- wij bestormen
- jullie bestormen
- zij bestormen
Indicativo presente
- yo asalto
- tú asaltas
- él/ella asalta
- nosotros asaltamos
- vosotros asaltáis
- ellos/ellas asaltan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestormde
- jij bestormde
- hij/zij/het bestormde
- wij bestormden
- jullie bestormden
- zij bestormden
Indefinido
- yo asalté
- tú asaltaste
- él/ella asaltó
- nosotros asaltamos
- vosotros asaltasteis
- ellos/ellas asaltaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestormd
- jij hebt bestormd
- hij/zij/het heeft bestormd
- wij hebben bestormd
- jullie hebben bestormd
- zij hebben bestormd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he asaltado
- tú has asaltado
- él/ella ha asaltado
- nosotros hemos asaltado
- vosotros habéis asaltado
- ellos/ellas han asaltado
Voltooid verleden tijd
- ik had bestormd
- jij had bestormd
- hij/zij/het had bestormd
- wij hadden bestormd
- jullie hadden bestormd
- zij hadden bestormd
Pluscuamperfecto
- yo había asaltado
- tú habías asaltado
- él/ella había asaltado
- nosotros habíamos asaltado
- vosotros habíais asaltado
- ellos/ellas habían asaltado
Toekomende tijd I
- ik zal bestormen
- jij zult bestormen
- hij/zij/het zal bestormen
- wij zullen bestormen
- jullie zullen bestormen
- zij zullen bestormen
Futuro I
- yo asaltaré
- tú asaltarás
- él/ella asaltará
- nosotros asaltaremos
- vosotros asaltaréis
- ellos/ellas asaltarán
Toekomende tijd II
- ik zal bestormd hebben
- jij zult bestormd hebben
- hij/zij/het zal bestormd hebben
- wij zullen bestormd hebben
- jullie zullen bestormd hebben
- zij zullen bestormd hebben
Futuro perfecto
- yo habré asaltado
- tú habrás asaltado
- él/ella habrá asaltado
- nosotros habremos asaltado
- vosotros habréis asaltado
- ellos/ellas habrán asaltado
Conditionalis I
- ik zou bestormen
- jij zou bestormen
- hij/zij/het zou bestormen
- wij zouden bestormen
- jullie zouden bestormen
- zij zouden bestormen
Condicional
- yo asaltaría
- tú asaltarías
- él/ella asaltaría
- nosotros asaltaríamos
- vosotros asaltaríais
- ellos/ellas asaltarían
Conditionalis II
- ik zou hebben bestormd
- jij zou hebben bestormd
- hij/zij/het zou hebben bestormd
- wij zouden hebben bestormd
- jullie zouden hebben bestormd
- zij zouden hebben bestormd
Condicional perfecto
- yo habría asaltado
- tú habrías asaltado
- él/ella habría asaltado
- nosotros habríamos asaltado
- vosotros habríais asaltado
- ellos/ellas habrían asaltado
Imperatief
- jij bestorm
- jullie bestormt
Imperativo presente
- tú asalta
- vosotros asaltad