Vervoeging van bestraffen
Onbepaalde wijs (infinitief): bestraffen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestraf
- jij bestraft
- hij/zij/het bestraft
- wij bestraffen
- jullie bestraffen
- zij bestraffen
Indicativo presente
- yo castigo
- tú castigas
- él/ella castiga
- nosotros castigamos
- vosotros castigáis
- ellos/ellas castigan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestrafte
- jij bestrafte
- hij/zij/het bestrafte
- wij bestraften
- jullie bestraften
- zij bestraften
Indefinido
- yo castigué
- tú castigaste
- él/ella castigó
- nosotros castigamos
- vosotros castigasteis
- ellos/ellas castigaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestraft
- jij hebt bestraft
- hij/zij/het heeft bestraft
- wij hebben bestraft
- jullie hebben bestraft
- zij hebben bestraft
Pretérito perfecto compuesto
- yo he castigado
- tú has castigado
- él/ella ha castigado
- nosotros hemos castigado
- vosotros habéis castigado
- ellos/ellas han castigado
Voltooid verleden tijd
- ik had bestraft
- jij had bestraft
- hij/zij/het had bestraft
- wij hadden bestraft
- jullie hadden bestraft
- zij hadden bestraft
Pluscuamperfecto
- yo había castigado
- tú habías castigado
- él/ella había castigado
- nosotros habíamos castigado
- vosotros habíais castigado
- ellos/ellas habían castigado
Toekomende tijd I
- ik zal bestraffen
- jij zult bestraffen
- hij/zij/het zal bestraffen
- wij zullen bestraffen
- jullie zullen bestraffen
- zij zullen bestraffen
Futuro I
- yo castigaré
- tú castigarás
- él/ella castigará
- nosotros castigaremos
- vosotros castigaréis
- ellos/ellas castigarán
Toekomende tijd II
- ik zal bestraft hebben
- jij zult bestraft hebben
- hij/zij/het zal bestraft hebben
- wij zullen bestraft hebben
- jullie zullen bestraft hebben
- zij zullen bestraft hebben
Futuro perfecto
- yo habré castigado
- tú habrás castigado
- él/ella habrá castigado
- nosotros habremos castigado
- vosotros habréis castigado
- ellos/ellas habrán castigado
Conditionalis I
- ik zou bestraffen
- jij zou bestraffen
- hij/zij/het zou bestraffen
- wij zouden bestraffen
- jullie zouden bestraffen
- zij zouden bestraffen
Condicional
- yo castigaría
- tú castigarías
- él/ella castigaría
- nosotros castigaríamos
- vosotros castigaríais
- ellos/ellas castigarían
Conditionalis II
- ik zou hebben bestraft
- jij zou hebben bestraft
- hij/zij/het zou hebben bestraft
- wij zouden hebben bestraft
- jullie zouden hebben bestraft
- zij zouden hebben bestraft
Condicional perfecto
- yo habría castigado
- tú habrías castigado
- él/ella habría castigado
- nosotros habríamos castigado
- vosotros habríais castigado
- ellos/ellas habrían castigado
Imperatief
- jij bestraf
- jullie bestraft
Imperativo presente
- tú castiga
- vosotros castigad