Vervoeging van bevrachten

Onbepaalde wijs (infinitief): bevrachten

Vertaling: fletar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bevracht
  • jij bevracht
  • hij/zij/het bevracht
  • wij bevrachten
  • jullie bevrachten
  • zij bevrachten

Indicativo presente

  • yo fleto
  • fletas
  • él/ella fleta
  • nosotros fletamos
  • vosotros fletáis
  • ellos/ellas fletan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bevrachtte
  • jij bevrachtte
  • hij/zij/het bevrachtte
  • wij bevrachtten
  • jullie bevrachtten
  • zij bevrachtten

Indefinido

  • yo fleté
  • fletaste
  • él/ella fletó
  • nosotros fletamos
  • vosotros fletasteis
  • ellos/ellas fletaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bevracht
  • jij hebt bevracht
  • hij/zij/het heeft bevracht
  • wij hebben bevracht
  • jullie hebben bevracht
  • zij hebben bevracht

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he fletado
  • has fletado
  • él/ella ha fletado
  • nosotros hemos fletado
  • vosotros habéis fletado
  • ellos/ellas han fletado

Voltooid verleden tijd

  • ik had bevracht
  • jij had bevracht
  • hij/zij/het had bevracht
  • wij hadden bevracht
  • jullie hadden bevracht
  • zij hadden bevracht

Pluscuamperfecto

  • yo había fletado
  • habías fletado
  • él/ella había fletado
  • nosotros habíamos fletado
  • vosotros habíais fletado
  • ellos/ellas habían fletado

Toekomende tijd I

  • ik zal bevrachten
  • jij zult bevrachten
  • hij/zij/het zal bevrachten
  • wij zullen bevrachten
  • jullie zullen bevrachten
  • zij zullen bevrachten

Futuro I

  • yo fletaré
  • fletarás
  • él/ella fletará
  • nosotros fletaremos
  • vosotros fletaréis
  • ellos/ellas fletarán

Toekomende tijd II

  • ik zal bevracht hebben
  • jij zult bevracht hebben
  • hij/zij/het zal bevracht hebben
  • wij zullen bevracht hebben
  • jullie zullen bevracht hebben
  • zij zullen bevracht hebben

Futuro perfecto

  • yo habré fletado
  • habrás fletado
  • él/ella habrá fletado
  • nosotros habremos fletado
  • vosotros habréis fletado
  • ellos/ellas habrán fletado

Conditionalis I

  • ik zou bevrachten
  • jij zou bevrachten
  • hij/zij/het zou bevrachten
  • wij zouden bevrachten
  • jullie zouden bevrachten
  • zij zouden bevrachten

Condicional

  • yo fletaría
  • fletarías
  • él/ella fletaría
  • nosotros fletaríamos
  • vosotros fletaríais
  • ellos/ellas fletarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben bevracht
  • jij zou hebben bevracht
  • hij/zij/het zou hebben bevracht
  • wij zouden hebben bevracht
  • jullie zouden hebben bevracht
  • zij zouden hebben bevracht

Condicional perfecto

  • yo habría fletado
  • habrías fletado
  • él/ella habría fletado
  • nosotros habríamos fletado
  • vosotros habríais fletado
  • ellos/ellas habrían fletado

Imperatief

  • jij bevracht
  • jullie bevracht

Imperativo presente

  • fleta
  • vosotros fletad