Vervoeging van beweren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beweer
- jij beweert
- hij/zij/het beweert
- wij beweren
- jullie beweren
- zij beweren
Indicativo presente
- yo aduzco
- tú aduces
- él/ella aduce
- nosotros aducimos
- vosotros aducís
- ellos/ellas aducen
Onvoltooid verleden tijd
- ik beweerde
- jij beweerde
- hij/zij/het beweerde
- wij beweerden
- jullie beweerden
- zij beweerden
Indefinido
- yo aduje
- tú adujiste
- él/ella adujo
- nosotros adujimos
- vosotros adujisteis
- ellos/ellas adujeron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beweerd
- jij hebt beweerd
- hij/zij/het heeft beweerd
- wij hebben beweerd
- jullie hebben beweerd
- zij hebben beweerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he aducido
- tú has aducido
- él/ella ha aducido
- nosotros hemos aducido
- vosotros habéis aducido
- ellos/ellas han aducido
Voltooid verleden tijd
- ik had beweerd
- jij had beweerd
- hij/zij/het had beweerd
- wij hadden beweerd
- jullie hadden beweerd
- zij hadden beweerd
Pluscuamperfecto
- yo había aducido
- tú habías aducido
- él/ella había aducido
- nosotros habíamos aducido
- vosotros habíais aducido
- ellos/ellas habían aducido
Toekomende tijd I
- ik zal beweren
- jij zult beweren
- hij/zij/het zal beweren
- wij zullen beweren
- jullie zullen beweren
- zij zullen beweren
Futuro I
- yo aduciré
- tú aducirás
- él/ella aducirá
- nosotros aduciremos
- vosotros aduciréis
- ellos/ellas aducirán
Toekomende tijd II
- ik zal beweerd hebben
- jij zult beweerd hebben
- hij/zij/het zal beweerd hebben
- wij zullen beweerd hebben
- jullie zullen beweerd hebben
- zij zullen beweerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré aducido
- tú habrás aducido
- él/ella habrá aducido
- nosotros habremos aducido
- vosotros habréis aducido
- ellos/ellas habrán aducido
Conditionalis I
- ik zou beweren
- jij zou beweren
- hij/zij/het zou beweren
- wij zouden beweren
- jullie zouden beweren
- zij zouden beweren
Condicional
- yo aduciría
- tú aducirías
- él/ella aduciría
- nosotros aduciríamos
- vosotros aduciríais
- ellos/ellas aducirían
Conditionalis II
- ik zou hebben beweerd
- jij zou hebben beweerd
- hij/zij/het zou hebben beweerd
- wij zouden hebben beweerd
- jullie zouden hebben beweerd
- zij zouden hebben beweerd
Condicional perfecto
- yo habría aducido
- tú habrías aducido
- él/ella habría aducido
- nosotros habríamos aducido
- vosotros habríais aducido
- ellos/ellas habrían aducido
Imperatief
- jij beweer
- jullie beweert
Imperativo presente
- tú aduce
- vosotros aducid