Vervoeging van bewijzen
Onbepaalde wijs (infinitief): bewijzen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bewijs
- jij bewijst
- hij/zij/het bewijst
- wij bewijzen
- jullie bewijzen
- zij bewijzen
Indicativo presente
- yo demuestro
- tú demuestras
- él/ella demuestra
- nosotros demostramos
- vosotros demostráis
- ellos/ellas demuestran
Onvoltooid verleden tijd
- ik bewees
- jij bewees
- hij/zij/het bewees
- wij bewezen
- jullie bewezen
- zij bewezen
Indefinido
- yo demostré
- tú demostraste
- él/ella demostró
- nosotros demostramos
- vosotros demostrasteis
- ellos/ellas demostraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bewezen
- jij hebt bewezen
- hij/zij/het heeft bewezen
- wij hebben bewezen
- jullie hebben bewezen
- zij hebben bewezen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he demostrado
- tú has demostrado
- él/ella ha demostrado
- nosotros hemos demostrado
- vosotros habéis demostrado
- ellos/ellas han demostrado
Voltooid verleden tijd
- ik had bewezen
- jij had bewezen
- hij/zij/het had bewezen
- wij hadden bewezen
- jullie hadden bewezen
- zij hadden bewezen
Pluscuamperfecto
- yo había demostrado
- tú habías demostrado
- él/ella había demostrado
- nosotros habíamos demostrado
- vosotros habíais demostrado
- ellos/ellas habían demostrado
Toekomende tijd I
- ik zal bewijzen
- jij zult bewijzen
- hij/zij/het zal bewijzen
- wij zullen bewijzen
- jullie zullen bewijzen
- zij zullen bewijzen
Futuro I
- yo demostraré
- tú demostrarás
- él/ella demostrará
- nosotros demostraremos
- vosotros demostraréis
- ellos/ellas demostrarán
Toekomende tijd II
- ik zal bewezen hebben
- jij zult bewezen hebben
- hij/zij/het zal bewezen hebben
- wij zullen bewezen hebben
- jullie zullen bewezen hebben
- zij zullen bewezen hebben
Futuro perfecto
- yo habré demostrado
- tú habrás demostrado
- él/ella habrá demostrado
- nosotros habremos demostrado
- vosotros habréis demostrado
- ellos/ellas habrán demostrado
Conditionalis I
- ik zou bewijzen
- jij zou bewijzen
- hij/zij/het zou bewijzen
- wij zouden bewijzen
- jullie zouden bewijzen
- zij zouden bewijzen
Condicional
- yo demostraría
- tú demostrarías
- él/ella demostraría
- nosotros demostraríamos
- vosotros demostraríais
- ellos/ellas demostrarían
Conditionalis II
- ik zou hebben bewezen
- jij zou hebben bewezen
- hij/zij/het zou hebben bewezen
- wij zouden hebben bewezen
- jullie zouden hebben bewezen
- zij zouden hebben bewezen
Condicional perfecto
- yo habría demostrado
- tú habrías demostrado
- él/ella habría demostrado
- nosotros habríamos demostrado
- vosotros habríais demostrado
- ellos/ellas habrían demostrado
Imperatief
- jij bewijs
- jullie bewijst
Imperativo presente
- tú demuestra
- vosotros demostrad