Vervoeging van bijkleuren
Onbepaalde wijs (infinitief): bijkleuren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kleur bij
- jij kleurt bij
- hij/zij/het kleurt bij
- wij kleuren bij
- jullie kleuren bij
- zij kleuren bij
Onvoltooid verleden tijd
- ik kleurde bij
- jij kleurde bij
- hij/zij/het kleurde bij
- wij kleurden bij
- jullie kleurden bij
- zij kleurden bij
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgekleurd
- jij hebt bijgekleurd
- hij/zij/het heeft bijgekleurd
- wij hebben bijgekleurd
- jullie hebben bijgekleurd
- zij hebben bijgekleurd
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgekleurd
- jij had bijgekleurd
- hij/zij/het had bijgekleurd
- wij hadden bijgekleurd
- jullie hadden bijgekleurd
- zij hadden bijgekleurd
Toekomende tijd I
- ik zal bijkleuren
- jij zult bijkleuren
- hij/zij/het zal bijkleuren
- wij zullen bijkleuren
- jullie zullen bijkleuren
- zij zullen bijkleuren
Toekomende tijd II
- ik zal bijgekleurd hebben
- jij zult bijgekleurd hebben
- hij/zij/het zal bijgekleurd hebben
- wij zullen bijgekleurd hebben
- jullie zullen bijgekleurd hebben
- zij zullen bijgekleurd hebben
Conditionalis I
- ik zou bijkleuren
- jij zou bijkleuren
- hij/zij/het zou bijkleuren
- wij zouden bijkleuren
- jullie zouden bijkleuren
- zij zouden bijkleuren
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgekleurd
- jij zou hebben bijgekleurd
- hij/zij/het zou hebben bijgekleurd
- wij zouden hebben bijgekleurd
- jullie zouden hebben bijgekleurd
- zij zouden hebben bijgekleurd
Imperatief
- jij kleur bij
- jullie kleurt bij