Vervoeging van bijpleisteren
Onbepaalde wijs (infinitief): bijpleisteren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pleister bij
- jij pleistert bij
- hij/zij/het pleistert bij
- wij pleisteren bij
- jullie pleisteren bij
- zij pleisteren bij
Onvoltooid verleden tijd
- ik pleisterde bij
- jij pleisterde bij
- hij/zij/het pleisterde bij
- wij pleisterden bij
- jullie pleisterden bij
- zij pleisterden bij
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgepleisterd
- jij hebt bijgepleisterd
- hij/zij/het heeft bijgepleisterd
- wij hebben bijgepleisterd
- jullie hebben bijgepleisterd
- zij hebben bijgepleisterd
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgepleisterd
- jij had bijgepleisterd
- hij/zij/het had bijgepleisterd
- wij hadden bijgepleisterd
- jullie hadden bijgepleisterd
- zij hadden bijgepleisterd
Toekomende tijd I
- ik zal bijpleisteren
- jij zult bijpleisteren
- hij/zij/het zal bijpleisteren
- wij zullen bijpleisteren
- jullie zullen bijpleisteren
- zij zullen bijpleisteren
Toekomende tijd II
- ik zal bijgepleisterd hebben
- jij zult bijgepleisterd hebben
- hij/zij/het zal bijgepleisterd hebben
- wij zullen bijgepleisterd hebben
- jullie zullen bijgepleisterd hebben
- zij zullen bijgepleisterd hebben
Conditionalis I
- ik zou bijpleisteren
- jij zou bijpleisteren
- hij/zij/het zou bijpleisteren
- wij zouden bijpleisteren
- jullie zouden bijpleisteren
- zij zouden bijpleisteren
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgepleisterd
- jij zou hebben bijgepleisterd
- hij/zij/het zou hebben bijgepleisterd
- wij zouden hebben bijgepleisterd
- jullie zouden hebben bijgepleisterd
- zij zouden hebben bijgepleisterd
Imperatief
- jij pleister bij
- jullie pleistert bij