Vervoeging van broeden

Vertaling: incubar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik broed
  • jij broedt
  • hij/zij/het broedt
  • wij broeden
  • jullie broeden
  • zij broeden

Indicativo presente

  • yo incubo
  • incubas
  • él/ella incuba
  • nosotros incubamos
  • vosotros incubáis
  • ellos/ellas incuban

Onvoltooid verleden tijd

  • ik broedde
  • jij broedde
  • hij/zij/het broedde
  • wij broedden
  • jullie broedden
  • zij broedden

Indefinido

  • yo incubé
  • incubaste
  • él/ella incubó
  • nosotros incubamos
  • vosotros incubasteis
  • ellos/ellas incubaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebroed
  • jij hebt gebroed
  • hij/zij/het heeft gebroed
  • wij hebben gebroed
  • jullie hebben gebroed
  • zij hebben gebroed

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he incubado
  • has incubado
  • él/ella ha incubado
  • nosotros hemos incubado
  • vosotros habéis incubado
  • ellos/ellas han incubado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebroed
  • jij had gebroed
  • hij/zij/het had gebroed
  • wij hadden gebroed
  • jullie hadden gebroed
  • zij hadden gebroed

Pluscuamperfecto

  • yo había incubado
  • habías incubado
  • él/ella había incubado
  • nosotros habíamos incubado
  • vosotros habíais incubado
  • ellos/ellas habían incubado

Toekomende tijd I

  • ik zal broeden
  • jij zult broeden
  • hij/zij/het zal broeden
  • wij zullen broeden
  • jullie zullen broeden
  • zij zullen broeden

Futuro I

  • yo incubaré
  • incubarás
  • él/ella incubará
  • nosotros incubaremos
  • vosotros incubaréis
  • ellos/ellas incubarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gebroed hebben
  • jij zult gebroed hebben
  • hij/zij/het zal gebroed hebben
  • wij zullen gebroed hebben
  • jullie zullen gebroed hebben
  • zij zullen gebroed hebben

Futuro perfecto

  • yo habré incubado
  • habrás incubado
  • él/ella habrá incubado
  • nosotros habremos incubado
  • vosotros habréis incubado
  • ellos/ellas habrán incubado

Conditionalis I

  • ik zou broeden
  • jij zou broeden
  • hij/zij/het zou broeden
  • wij zouden broeden
  • jullie zouden broeden
  • zij zouden broeden

Condicional

  • yo incubaría
  • incubarías
  • él/ella incubaría
  • nosotros incubaríamos
  • vosotros incubaríais
  • ellos/ellas incubarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebroed
  • jij zou hebben gebroed
  • hij/zij/het zou hebben gebroed
  • wij zouden hebben gebroed
  • jullie zouden hebben gebroed
  • zij zouden hebben gebroed

Condicional perfecto

  • yo habría incubado
  • habrías incubado
  • él/ella habría incubado
  • nosotros habríamos incubado
  • vosotros habríais incubado
  • ellos/ellas habrían incubado

Imperatief

  • jij broed
  • jullie broedt

Imperativo presente

  • incuba
  • vosotros incubad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van broeden