Vervoeging van civiliseren

Onbepaalde wijs (infinitief): civiliseren

Vertaling: civilizar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik civiliseer
  • jij civiliseert
  • hij/zij/het civiliseert
  • wij civiliseren
  • jullie civiliseren
  • zij civiliseren

Indicativo presente

  • yo civilizo
  • civilizas
  • él/ella civiliza
  • nosotros civilizamos
  • vosotros civilizáis
  • ellos/ellas civilizan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik civiliseerde
  • jij civiliseerde
  • hij/zij/het civiliseerde
  • wij civiliseerden
  • jullie civiliseerden
  • zij civiliseerden

Indefinido

  • yo civilicé
  • civilizaste
  • él/ella civilizó
  • nosotros civilizamos
  • vosotros civilizasteis
  • ellos/ellas civilizaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geciviliseerd
  • jij hebt geciviliseerd
  • hij/zij/het heeft geciviliseerd
  • wij hebben geciviliseerd
  • jullie hebben geciviliseerd
  • zij hebben geciviliseerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he civilizado
  • has civilizado
  • él/ella ha civilizado
  • nosotros hemos civilizado
  • vosotros habéis civilizado
  • ellos/ellas han civilizado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geciviliseerd
  • jij had geciviliseerd
  • hij/zij/het had geciviliseerd
  • wij hadden geciviliseerd
  • jullie hadden geciviliseerd
  • zij hadden geciviliseerd

Pluscuamperfecto

  • yo había civilizado
  • habías civilizado
  • él/ella había civilizado
  • nosotros habíamos civilizado
  • vosotros habíais civilizado
  • ellos/ellas habían civilizado

Toekomende tijd I

  • ik zal civiliseren
  • jij zult civiliseren
  • hij/zij/het zal civiliseren
  • wij zullen civiliseren
  • jullie zullen civiliseren
  • zij zullen civiliseren

Futuro I

  • yo civilizaré
  • civilizarás
  • él/ella civilizará
  • nosotros civilizaremos
  • vosotros civilizaréis
  • ellos/ellas civilizarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geciviliseerd hebben
  • jij zult geciviliseerd hebben
  • hij/zij/het zal geciviliseerd hebben
  • wij zullen geciviliseerd hebben
  • jullie zullen geciviliseerd hebben
  • zij zullen geciviliseerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré civilizado
  • habrás civilizado
  • él/ella habrá civilizado
  • nosotros habremos civilizado
  • vosotros habréis civilizado
  • ellos/ellas habrán civilizado

Conditionalis I

  • ik zou civiliseren
  • jij zou civiliseren
  • hij/zij/het zou civiliseren
  • wij zouden civiliseren
  • jullie zouden civiliseren
  • zij zouden civiliseren

Condicional

  • yo civilizaría
  • civilizarías
  • él/ella civilizaría
  • nosotros civilizaríamos
  • vosotros civilizaríais
  • ellos/ellas civilizarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geciviliseerd
  • jij zou hebben geciviliseerd
  • hij/zij/het zou hebben geciviliseerd
  • wij zouden hebben geciviliseerd
  • jullie zouden hebben geciviliseerd
  • zij zouden hebben geciviliseerd

Condicional perfecto

  • yo habría civilizado
  • habrías civilizado
  • él/ella habría civilizado
  • nosotros habríamos civilizado
  • vosotros habríais civilizado
  • ellos/ellas habrían civilizado

Imperatief

  • jij civiliseer
  • jullie civiliseert

Imperativo presente

  • civiliza
  • vosotros civilizad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van civiliseren