Vervoeging van coëxisteren
Onbepaalde wijs (infinitief): coëxisteren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik coëxisteer
- jij coëxisteert
- hij/zij/het coëxisteert
- wij coëxisteren
- jullie coëxisteren
- zij coëxisteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik coëxisteerde
- jij coëxisteerde
- hij/zij/het coëxisteerde
- wij coëxisteerden
- jullie coëxisteerden
- zij coëxisteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecoëxisteerd
- jij hebt gecoëxisteerd
- hij/zij/het heeft gecoëxisteerd
- wij hebben gecoëxisteerd
- jullie hebben gecoëxisteerd
- zij hebben gecoëxisteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gecoëxisteerd
- jij had gecoëxisteerd
- hij/zij/het had gecoëxisteerd
- wij hadden gecoëxisteerd
- jullie hadden gecoëxisteerd
- zij hadden gecoëxisteerd
Toekomende tijd I
- ik zal coëxisteren
- jij zult coëxisteren
- hij/zij/het zal coëxisteren
- wij zullen coëxisteren
- jullie zullen coëxisteren
- zij zullen coëxisteren
Toekomende tijd II
- ik zal gecoëxisteerd hebben
- jij zult gecoëxisteerd hebben
- hij/zij/het zal gecoëxisteerd hebben
- wij zullen gecoëxisteerd hebben
- jullie zullen gecoëxisteerd hebben
- zij zullen gecoëxisteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou coëxisteren
- jij zou coëxisteren
- hij/zij/het zou coëxisteren
- wij zouden coëxisteren
- jullie zouden coëxisteren
- zij zouden coëxisteren
Conditionalis II
- ik zou hebben gecoëxisteerd
- jij zou hebben gecoëxisteerd
- hij/zij/het zou hebben gecoëxisteerd
- wij zouden hebben gecoëxisteerd
- jullie zouden hebben gecoëxisteerd
- zij zouden hebben gecoëxisteerd
Imperatief
- jij coëxisteer
- jullie coëxisteert