Vervoeging van constateren
Onbepaalde wijs (infinitief): constateren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik constateer
- jij constateert
- hij/zij/het constateert
- wij constateren
- jullie constateren
- zij constateren
Indicativo presente
- yo constato
- tú constatas
- él/ella constata
- nosotros constatamos
- vosotros constatáis
- ellos/ellas constatan
Onvoltooid verleden tijd
- ik constateerde
- jij constateerde
- hij/zij/het constateerde
- wij constateerden
- jullie constateerden
- zij constateerden
Indefinido
- yo constaté
- tú constataste
- él/ella constató
- nosotros constatamos
- vosotros constatasteis
- ellos/ellas constataron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geconstateerd
- jij hebt geconstateerd
- hij/zij/het heeft geconstateerd
- wij hebben geconstateerd
- jullie hebben geconstateerd
- zij hebben geconstateerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he constatado
- tú has constatado
- él/ella ha constatado
- nosotros hemos constatado
- vosotros habéis constatado
- ellos/ellas han constatado
Voltooid verleden tijd
- ik had geconstateerd
- jij had geconstateerd
- hij/zij/het had geconstateerd
- wij hadden geconstateerd
- jullie hadden geconstateerd
- zij hadden geconstateerd
Pluscuamperfecto
- yo había constatado
- tú habías constatado
- él/ella había constatado
- nosotros habíamos constatado
- vosotros habíais constatado
- ellos/ellas habían constatado
Toekomende tijd I
- ik zal constateren
- jij zult constateren
- hij/zij/het zal constateren
- wij zullen constateren
- jullie zullen constateren
- zij zullen constateren
Futuro I
- yo constataré
- tú constatarás
- él/ella constatará
- nosotros constataremos
- vosotros constataréis
- ellos/ellas constatarán
Toekomende tijd II
- ik zal geconstateerd hebben
- jij zult geconstateerd hebben
- hij/zij/het zal geconstateerd hebben
- wij zullen geconstateerd hebben
- jullie zullen geconstateerd hebben
- zij zullen geconstateerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré constatado
- tú habrás constatado
- él/ella habrá constatado
- nosotros habremos constatado
- vosotros habréis constatado
- ellos/ellas habrán constatado
Conditionalis I
- ik zou constateren
- jij zou constateren
- hij/zij/het zou constateren
- wij zouden constateren
- jullie zouden constateren
- zij zouden constateren
Condicional
- yo constataría
- tú constatarías
- él/ella constataría
- nosotros constataríamos
- vosotros constataríais
- ellos/ellas constatarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geconstateerd
- jij zou hebben geconstateerd
- hij/zij/het zou hebben geconstateerd
- wij zouden hebben geconstateerd
- jullie zouden hebben geconstateerd
- zij zouden hebben geconstateerd
Condicional perfecto
- yo habría constatado
- tú habrías constatado
- él/ella habría constatado
- nosotros habríamos constatado
- vosotros habríais constatado
- ellos/ellas habrían constatado
Imperatief
- jij constateer
- jullie constateert
Imperativo presente
- tú constata
- vosotros constatad