Vervoeging van dateren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dateer
- jij dateert
- hij/zij/het dateert
- wij dateren
- jullie dateren
- zij dateren
Indicativo presente
- yo fecho
- tú fechas
- él/ella fecha
- nosotros fechamos
- vosotros fecháis
- ellos/ellas fechan
Onvoltooid verleden tijd
- ik dateerde
- jij dateerde
- hij/zij/het dateerde
- wij dateerden
- jullie dateerden
- zij dateerden
Indefinido
- yo feché
- tú fechaste
- él/ella fechó
- nosotros fechamos
- vosotros fechasteis
- ellos/ellas fecharon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedateerd
- jij hebt gedateerd
- hij/zij/het heeft gedateerd
- wij hebben gedateerd
- jullie hebben gedateerd
- zij hebben gedateerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he fechado
- tú has fechado
- él/ella ha fechado
- nosotros hemos fechado
- vosotros habéis fechado
- ellos/ellas han fechado
Voltooid verleden tijd
- ik had gedateerd
- jij had gedateerd
- hij/zij/het had gedateerd
- wij hadden gedateerd
- jullie hadden gedateerd
- zij hadden gedateerd
Pluscuamperfecto
- yo había fechado
- tú habías fechado
- él/ella había fechado
- nosotros habíamos fechado
- vosotros habíais fechado
- ellos/ellas habían fechado
Toekomende tijd I
- ik zal dateren
- jij zult dateren
- hij/zij/het zal dateren
- wij zullen dateren
- jullie zullen dateren
- zij zullen dateren
Futuro I
- yo fecharé
- tú fecharás
- él/ella fechará
- nosotros fecharemos
- vosotros fecharéis
- ellos/ellas fecharán
Toekomende tijd II
- ik zal gedateerd hebben
- jij zult gedateerd hebben
- hij/zij/het zal gedateerd hebben
- wij zullen gedateerd hebben
- jullie zullen gedateerd hebben
- zij zullen gedateerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré fechado
- tú habrás fechado
- él/ella habrá fechado
- nosotros habremos fechado
- vosotros habréis fechado
- ellos/ellas habrán fechado
Conditionalis I
- ik zou dateren
- jij zou dateren
- hij/zij/het zou dateren
- wij zouden dateren
- jullie zouden dateren
- zij zouden dateren
Condicional
- yo fecharía
- tú fecharías
- él/ella fecharía
- nosotros fecharíamos
- vosotros fecharíais
- ellos/ellas fecharían
Conditionalis II
- ik zou hebben gedateerd
- jij zou hebben gedateerd
- hij/zij/het zou hebben gedateerd
- wij zouden hebben gedateerd
- jullie zouden hebben gedateerd
- zij zouden hebben gedateerd
Condicional perfecto
- yo habría fechado
- tú habrías fechado
- él/ella habría fechado
- nosotros habríamos fechado
- vosotros habríais fechado
- ellos/ellas habrían fechado
Imperatief
- jij dateer
- jullie dateert
Imperativo presente
- tú fecha
- vosotros fechad