Vervoeging van dichtknopen
Onbepaalde wijs (infinitief): dichtknopen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik knoop dicht
- jij knoopt dicht
- hij/zij/het knoopt dicht
- wij knopen dicht
- jullie knopen dicht
- zij knopen dicht
Indicativo presente
- yo abotono
- tú abotonas
- él/ella abotona
- nosotros abotonamos
- vosotros abotonáis
- ellos/ellas abotonan
Onvoltooid verleden tijd
- ik knoopte dicht
- jij knoopte dicht
- hij/zij/het knoopte dicht
- wij knoopten dicht
- jullie knoopten dicht
- zij knoopten dicht
Indefinido
- yo abotoné
- tú abotonaste
- él/ella abotonó
- nosotros abotonamos
- vosotros abotonasteis
- ellos/ellas abotonaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb dichtgeknoopt
- jij hebt dichtgeknoopt
- hij/zij/het heeft dichtgeknoopt
- wij hebben dichtgeknoopt
- jullie hebben dichtgeknoopt
- zij hebben dichtgeknoopt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he abotonado
- tú has abotonado
- él/ella ha abotonado
- nosotros hemos abotonado
- vosotros habéis abotonado
- ellos/ellas han abotonado
Voltooid verleden tijd
- ik had dichtgeknoopt
- jij had dichtgeknoopt
- hij/zij/het had dichtgeknoopt
- wij hadden dichtgeknoopt
- jullie hadden dichtgeknoopt
- zij hadden dichtgeknoopt
Pluscuamperfecto
- yo había abotonado
- tú habías abotonado
- él/ella había abotonado
- nosotros habíamos abotonado
- vosotros habíais abotonado
- ellos/ellas habían abotonado
Toekomende tijd I
- ik zal dichtknopen
- jij zult dichtknopen
- hij/zij/het zal dichtknopen
- wij zullen dichtknopen
- jullie zullen dichtknopen
- zij zullen dichtknopen
Futuro I
- yo abotonaré
- tú abotonarás
- él/ella abotonará
- nosotros abotonaremos
- vosotros abotonaréis
- ellos/ellas abotonarán
Toekomende tijd II
- ik zal dichtgeknoopt hebben
- jij zult dichtgeknoopt hebben
- hij/zij/het zal dichtgeknoopt hebben
- wij zullen dichtgeknoopt hebben
- jullie zullen dichtgeknoopt hebben
- zij zullen dichtgeknoopt hebben
Futuro perfecto
- yo habré abotonado
- tú habrás abotonado
- él/ella habrá abotonado
- nosotros habremos abotonado
- vosotros habréis abotonado
- ellos/ellas habrán abotonado
Conditionalis I
- ik zou dichtknopen
- jij zou dichtknopen
- hij/zij/het zou dichtknopen
- wij zouden dichtknopen
- jullie zouden dichtknopen
- zij zouden dichtknopen
Condicional
- yo abotonaría
- tú abotonarías
- él/ella abotonaría
- nosotros abotonaríamos
- vosotros abotonaríais
- ellos/ellas abotonarían
Conditionalis II
- ik zou hebben dichtgeknoopt
- jij zou hebben dichtgeknoopt
- hij/zij/het zou hebben dichtgeknoopt
- wij zouden hebben dichtgeknoopt
- jullie zouden hebben dichtgeknoopt
- zij zouden hebben dichtgeknoopt
Condicional perfecto
- yo habría abotonado
- tú habrías abotonado
- él/ella habría abotonado
- nosotros habríamos abotonado
- vosotros habríais abotonado
- ellos/ellas habrían abotonado
Imperatief
- jij knoop dicht
- jullie knoopt dicht
Imperativo presente
- tú abotona
- vosotros abotonad