Vervoeging van doelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doel
- jij doelt
- hij/zij/het doelt
- wij doelen
- jullie doelen
- zij doelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik doelde
- jij doelde
- hij/zij/het doelde
- wij doelden
- jullie doelden
- zij doelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedoeld
- jij hebt gedoeld
- hij/zij/het heeft gedoeld
- wij hebben gedoeld
- jullie hebben gedoeld
- zij hebben gedoeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gedoeld
- jij had gedoeld
- hij/zij/het had gedoeld
- wij hadden gedoeld
- jullie hadden gedoeld
- zij hadden gedoeld
Toekomende tijd I
- ik zal doelen
- jij zult doelen
- hij/zij/het zal doelen
- wij zullen doelen
- jullie zullen doelen
- zij zullen doelen
Toekomende tijd II
- ik zal gedoeld hebben
- jij zult gedoeld hebben
- hij/zij/het zal gedoeld hebben
- wij zullen gedoeld hebben
- jullie zullen gedoeld hebben
- zij zullen gedoeld hebben
Conditionalis I
- ik zou doelen
- jij zou doelen
- hij/zij/het zou doelen
- wij zouden doelen
- jullie zouden doelen
- zij zouden doelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gedoeld
- jij zou hebben gedoeld
- hij/zij/het zou hebben gedoeld
- wij zouden hebben gedoeld
- jullie zouden hebben gedoeld
- zij zouden hebben gedoeld
Imperatief
- jij doel
- jullie doelt