Vervoeging van doortrekken
Onbepaalde wijs (infinitief): doortrekken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doortrek
- jij doortrekt
- hij/zij/het doortrekt
- wij doortrekken
- jullie doortrekken
- zij doortrekken
Indicativo presente
- yo saturo
- tú saturas
- él/ella satura
- nosotros saturamos
- vosotros saturáis
- ellos/ellas saturan
Onvoltooid verleden tijd
- ik doortrok
- jij doortrok
- hij/zij/het doortrok
- wij doortrokken
- jullie doortrokken
- zij doortrokken
Indefinido
- yo saturé
- tú saturaste
- él/ella saturó
- nosotros saturamos
- vosotros saturasteis
- ellos/ellas saturaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doortrokken
- jij hebt doortrokken
- hij/zij/het heeft doortrokken
- wij hebben doortrokken
- jullie hebben doortrokken
- zij hebben doortrokken
Pretérito perfecto compuesto
- yo he saturado
- tú has saturado
- él/ella ha saturado
- nosotros hemos saturado
- vosotros habéis saturado
- ellos/ellas han saturado
Voltooid verleden tijd
- ik had doortrokken
- jij had doortrokken
- hij/zij/het had doortrokken
- wij hadden doortrokken
- jullie hadden doortrokken
- zij hadden doortrokken
Pluscuamperfecto
- yo había saturado
- tú habías saturado
- él/ella había saturado
- nosotros habíamos saturado
- vosotros habíais saturado
- ellos/ellas habían saturado
Toekomende tijd I
- ik zal doortrekken
- jij zult doortrekken
- hij/zij/het zal doortrekken
- wij zullen doortrekken
- jullie zullen doortrekken
- zij zullen doortrekken
Futuro I
- yo saturaré
- tú saturarás
- él/ella saturará
- nosotros saturaremos
- vosotros saturaréis
- ellos/ellas saturarán
Toekomende tijd II
- ik zal doortrokken hebben
- jij zult doortrokken hebben
- hij/zij/het zal doortrokken hebben
- wij zullen doortrokken hebben
- jullie zullen doortrokken hebben
- zij zullen doortrokken hebben
Futuro perfecto
- yo habré saturado
- tú habrás saturado
- él/ella habrá saturado
- nosotros habremos saturado
- vosotros habréis saturado
- ellos/ellas habrán saturado
Conditionalis I
- ik zou doortrekken
- jij zou doortrekken
- hij/zij/het zou doortrekken
- wij zouden doortrekken
- jullie zouden doortrekken
- zij zouden doortrekken
Condicional
- yo saturaría
- tú saturarías
- él/ella saturaría
- nosotros saturaríamos
- vosotros saturaríais
- ellos/ellas saturarían
Conditionalis II
- ik zou hebben doortrokken
- jij zou hebben doortrokken
- hij/zij/het zou hebben doortrokken
- wij zouden hebben doortrokken
- jullie zouden hebben doortrokken
- zij zouden hebben doortrokken
Condicional perfecto
- yo habría saturado
- tú habrías saturado
- él/ella habría saturado
- nosotros habríamos saturado
- vosotros habríais saturado
- ellos/ellas habrían saturado
Imperatief
- jij doortrek
- jullie doortrekt
Imperativo presente
- tú satura
- vosotros saturad