Vervoeging van erkennen
Onbepaalde wijs (infinitief): erkennen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik erken
- jij erkent
- hij/zij/het erkent
- wij erkennen
- jullie erkennen
- zij erkennen
Indicativo presente
- yo confieso
- tú confiesas
- él/ella confiesa
- nosotros confesamos
- vosotros confesáis
- ellos/ellas confiesan
Onvoltooid verleden tijd
- ik erkende
- jij erkende
- hij/zij/het erkende
- wij erkenden
- jullie erkenden
- zij erkenden
Indefinido
- yo confesé
- tú confesaste
- él/ella confesó
- nosotros confesamos
- vosotros confesasteis
- ellos/ellas confesaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb erkend
- jij hebt erkend
- hij/zij/het heeft erkend
- wij hebben erkend
- jullie hebben erkend
- zij hebben erkend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he confesado
- tú has confesado
- él/ella ha confesado
- nosotros hemos confesado
- vosotros habéis confesado
- ellos/ellas han confesado
Voltooid verleden tijd
- ik had erkend
- jij had erkend
- hij/zij/het had erkend
- wij hadden erkend
- jullie hadden erkend
- zij hadden erkend
Pluscuamperfecto
- yo había confesado
- tú habías confesado
- él/ella había confesado
- nosotros habíamos confesado
- vosotros habíais confesado
- ellos/ellas habían confesado
Toekomende tijd I
- ik zal erkennen
- jij zult erkennen
- hij/zij/het zal erkennen
- wij zullen erkennen
- jullie zullen erkennen
- zij zullen erkennen
Futuro I
- yo confesaré
- tú confesarás
- él/ella confesará
- nosotros confesaremos
- vosotros confesaréis
- ellos/ellas confesarán
Toekomende tijd II
- ik zal erkend hebben
- jij zult erkend hebben
- hij/zij/het zal erkend hebben
- wij zullen erkend hebben
- jullie zullen erkend hebben
- zij zullen erkend hebben
Futuro perfecto
- yo habré confesado
- tú habrás confesado
- él/ella habrá confesado
- nosotros habremos confesado
- vosotros habréis confesado
- ellos/ellas habrán confesado
Conditionalis I
- ik zou erkennen
- jij zou erkennen
- hij/zij/het zou erkennen
- wij zouden erkennen
- jullie zouden erkennen
- zij zouden erkennen
Condicional
- yo confesaría
- tú confesarías
- él/ella confesaría
- nosotros confesaríamos
- vosotros confesaríais
- ellos/ellas confesarían
Conditionalis II
- ik zou hebben erkend
- jij zou hebben erkend
- hij/zij/het zou hebben erkend
- wij zouden hebben erkend
- jullie zouden hebben erkend
- zij zouden hebben erkend
Condicional perfecto
- yo habría confesado
- tú habrías confesado
- él/ella habría confesado
- nosotros habríamos confesado
- vosotros habríais confesado
- ellos/ellas habrían confesado
Imperatief
- jij erken
- jullie erkent
Imperativo presente
- tú confiesa
- vosotros confesad