Vervoeging van escorteren

Onbepaalde wijs (infinitief): escorteren

Vertaling: escoltar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik escorteer
  • jij escorteert
  • hij/zij/het escorteert
  • wij escorteren
  • jullie escorteren
  • zij escorteren

Indicativo presente

  • yo escolto
  • escoltas
  • él/ella escolta
  • nosotros escoltamos
  • vosotros escoltáis
  • ellos/ellas escoltan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik escorteerde
  • jij escorteerde
  • hij/zij/het escorteerde
  • wij escorteerden
  • jullie escorteerden
  • zij escorteerden

Indefinido

  • yo escolté
  • escoltaste
  • él/ella escoltó
  • nosotros escoltamos
  • vosotros escoltasteis
  • ellos/ellas escoltaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëscorteerd
  • jij hebt geëscorteerd
  • hij/zij/het heeft geëscorteerd
  • wij hebben geëscorteerd
  • jullie hebben geëscorteerd
  • zij hebben geëscorteerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he escoltado
  • has escoltado
  • él/ella ha escoltado
  • nosotros hemos escoltado
  • vosotros habéis escoltado
  • ellos/ellas han escoltado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëscorteerd
  • jij had geëscorteerd
  • hij/zij/het had geëscorteerd
  • wij hadden geëscorteerd
  • jullie hadden geëscorteerd
  • zij hadden geëscorteerd

Pluscuamperfecto

  • yo había escoltado
  • habías escoltado
  • él/ella había escoltado
  • nosotros habíamos escoltado
  • vosotros habíais escoltado
  • ellos/ellas habían escoltado

Toekomende tijd I

  • ik zal escorteren
  • jij zult escorteren
  • hij/zij/het zal escorteren
  • wij zullen escorteren
  • jullie zullen escorteren
  • zij zullen escorteren

Futuro I

  • yo escoltaré
  • escoltarás
  • él/ella escoltará
  • nosotros escoltaremos
  • vosotros escoltaréis
  • ellos/ellas escoltarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geëscorteerd hebben
  • jij zult geëscorteerd hebben
  • hij/zij/het zal geëscorteerd hebben
  • wij zullen geëscorteerd hebben
  • jullie zullen geëscorteerd hebben
  • zij zullen geëscorteerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré escoltado
  • habrás escoltado
  • él/ella habrá escoltado
  • nosotros habremos escoltado
  • vosotros habréis escoltado
  • ellos/ellas habrán escoltado

Conditionalis I

  • ik zou escorteren
  • jij zou escorteren
  • hij/zij/het zou escorteren
  • wij zouden escorteren
  • jullie zouden escorteren
  • zij zouden escorteren

Condicional

  • yo escoltaría
  • escoltarías
  • él/ella escoltaría
  • nosotros escoltaríamos
  • vosotros escoltaríais
  • ellos/ellas escoltarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëscorteerd
  • jij zou hebben geëscorteerd
  • hij/zij/het zou hebben geëscorteerd
  • wij zouden hebben geëscorteerd
  • jullie zouden hebben geëscorteerd
  • zij zouden hebben geëscorteerd

Condicional perfecto

  • yo habría escoltado
  • habrías escoltado
  • él/ella habría escoltado
  • nosotros habríamos escoltado
  • vosotros habríais escoltado
  • ellos/ellas habrían escoltado

Imperatief

  • jij escorteer
  • jullie escorteert

Imperativo presente

  • escolta
  • vosotros escoltad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van escorteren