Vervoeging van fijnmaken
Onbepaalde wijs (infinitief): fijnmaken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak fijn
- jij maakt fijn
- hij/zij/het maakt fijn
- wij maken fijn
- jullie maken fijn
- zij maken fijn
Indicativo presente
- yo pulverizo
- tú pulverizas
- él/ella pulveriza
- nosotros pulverizamos
- vosotros pulverizáis
- ellos/ellas pulverizan
Onvoltooid verleden tijd
- ik maakte fijn
- jij maakte fijn
- hij/zij/het maakte fijn
- wij maakten fijn
- jullie maakten fijn
- zij maakten fijn
Indefinido
- yo pulvericé
- tú pulverizaste
- él/ella pulverizó
- nosotros pulverizamos
- vosotros pulverizasteis
- ellos/ellas pulverizaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb fijngemaakt
- jij hebt fijngemaakt
- hij/zij/het heeft fijngemaakt
- wij hebben fijngemaakt
- jullie hebben fijngemaakt
- zij hebben fijngemaakt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pulverizado
- tú has pulverizado
- él/ella ha pulverizado
- nosotros hemos pulverizado
- vosotros habéis pulverizado
- ellos/ellas han pulverizado
Voltooid verleden tijd
- ik had fijngemaakt
- jij had fijngemaakt
- hij/zij/het had fijngemaakt
- wij hadden fijngemaakt
- jullie hadden fijngemaakt
- zij hadden fijngemaakt
Pluscuamperfecto
- yo había pulverizado
- tú habías pulverizado
- él/ella había pulverizado
- nosotros habíamos pulverizado
- vosotros habíais pulverizado
- ellos/ellas habían pulverizado
Toekomende tijd I
- ik zal fijnmaken
- jij zult fijnmaken
- hij/zij/het zal fijnmaken
- wij zullen fijnmaken
- jullie zullen fijnmaken
- zij zullen fijnmaken
Futuro I
- yo pulverizaré
- tú pulverizarás
- él/ella pulverizará
- nosotros pulverizaremos
- vosotros pulverizaréis
- ellos/ellas pulverizarán
Toekomende tijd II
- ik zal fijngemaakt hebben
- jij zult fijngemaakt hebben
- hij/zij/het zal fijngemaakt hebben
- wij zullen fijngemaakt hebben
- jullie zullen fijngemaakt hebben
- zij zullen fijngemaakt hebben
Futuro perfecto
- yo habré pulverizado
- tú habrás pulverizado
- él/ella habrá pulverizado
- nosotros habremos pulverizado
- vosotros habréis pulverizado
- ellos/ellas habrán pulverizado
Conditionalis I
- ik zou fijnmaken
- jij zou fijnmaken
- hij/zij/het zou fijnmaken
- wij zouden fijnmaken
- jullie zouden fijnmaken
- zij zouden fijnmaken
Condicional
- yo pulverizaría
- tú pulverizarías
- él/ella pulverizaría
- nosotros pulverizaríamos
- vosotros pulverizaríais
- ellos/ellas pulverizarían
Conditionalis II
- ik zou hebben fijngemaakt
- jij zou hebben fijngemaakt
- hij/zij/het zou hebben fijngemaakt
- wij zouden hebben fijngemaakt
- jullie zouden hebben fijngemaakt
- zij zouden hebben fijngemaakt
Condicional perfecto
- yo habría pulverizado
- tú habrías pulverizado
- él/ella habría pulverizado
- nosotros habríamos pulverizado
- vosotros habríais pulverizado
- ellos/ellas habrían pulverizado
Imperatief
- jij maak fijn
- jullie maakt fijn
Imperativo presente
- tú pulveriza
- vosotros pulverizad