Vervoeging van gappen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gap
- jij gapt
- hij/zij/het gapt
- wij gappen
- jullie gappen
- zij gappen
Indicativo presente
- yo hurto
- tú hurtas
- él/ella hurta
- nosotros hurtamos
- vosotros hurtáis
- ellos/ellas hurtan
Onvoltooid verleden tijd
- ik gapte
- jij gapte
- hij/zij/het gapte
- wij gapten
- jullie gapten
- zij gapten
Indefinido
- yo hurté
- tú hurtaste
- él/ella hurtó
- nosotros hurtamos
- vosotros hurtasteis
- ellos/ellas hurtaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegapt
- jij hebt gegapt
- hij/zij/het heeft gegapt
- wij hebben gegapt
- jullie hebben gegapt
- zij hebben gegapt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he hurtado
- tú has hurtado
- él/ella ha hurtado
- nosotros hemos hurtado
- vosotros habéis hurtado
- ellos/ellas han hurtado
Voltooid verleden tijd
- ik had gegapt
- jij had gegapt
- hij/zij/het had gegapt
- wij hadden gegapt
- jullie hadden gegapt
- zij hadden gegapt
Pluscuamperfecto
- yo había hurtado
- tú habías hurtado
- él/ella había hurtado
- nosotros habíamos hurtado
- vosotros habíais hurtado
- ellos/ellas habían hurtado
Toekomende tijd I
- ik zal gappen
- jij zult gappen
- hij/zij/het zal gappen
- wij zullen gappen
- jullie zullen gappen
- zij zullen gappen
Futuro I
- yo hurtaré
- tú hurtarás
- él/ella hurtará
- nosotros hurtaremos
- vosotros hurtaréis
- ellos/ellas hurtarán
Toekomende tijd II
- ik zal gegapt hebben
- jij zult gegapt hebben
- hij/zij/het zal gegapt hebben
- wij zullen gegapt hebben
- jullie zullen gegapt hebben
- zij zullen gegapt hebben
Futuro perfecto
- yo habré hurtado
- tú habrás hurtado
- él/ella habrá hurtado
- nosotros habremos hurtado
- vosotros habréis hurtado
- ellos/ellas habrán hurtado
Conditionalis I
- ik zou gappen
- jij zou gappen
- hij/zij/het zou gappen
- wij zouden gappen
- jullie zouden gappen
- zij zouden gappen
Condicional
- yo hurtaría
- tú hurtarías
- él/ella hurtaría
- nosotros hurtaríamos
- vosotros hurtaríais
- ellos/ellas hurtarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gegapt
- jij zou hebben gegapt
- hij/zij/het zou hebben gegapt
- wij zouden hebben gegapt
- jullie zouden hebben gegapt
- zij zouden hebben gegapt
Condicional perfecto
- yo habría hurtado
- tú habrías hurtado
- él/ella habría hurtado
- nosotros habríamos hurtado
- vosotros habríais hurtado
- ellos/ellas habrían hurtado
Imperatief
- jij gap
- jullie gapt
Imperativo presente
- tú hurta
- vosotros hurtad