Vervoeging van geleiden

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geleid
  • jij geleidt
  • hij/zij/het geleidt
  • wij geleiden
  • jullie geleiden
  • zij geleiden

Indicativo presente

  • yo conduzco
  • conduces
  • él/ella conduce
  • nosotros conducimos
  • vosotros conducís
  • ellos/ellas conducen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik geleidde
  • jij geleidde
  • hij/zij/het geleidde
  • wij geleidden
  • jullie geleidden
  • zij geleidden

Indefinido

  • yo conduje
  • condujiste
  • él/ella condujo
  • nosotros condujimos
  • vosotros condujisteis
  • ellos/ellas condujeron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geleid
  • jij hebt geleid
  • hij/zij/het heeft geleid
  • wij hebben geleid
  • jullie hebben geleid
  • zij hebben geleid

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he conducido
  • has conducido
  • él/ella ha conducido
  • nosotros hemos conducido
  • vosotros habéis conducido
  • ellos/ellas han conducido

Voltooid verleden tijd

  • ik had geleid
  • jij had geleid
  • hij/zij/het had geleid
  • wij hadden geleid
  • jullie hadden geleid
  • zij hadden geleid

Pluscuamperfecto

  • yo había conducido
  • habías conducido
  • él/ella había conducido
  • nosotros habíamos conducido
  • vosotros habíais conducido
  • ellos/ellas habían conducido

Toekomende tijd I

  • ik zal geleiden
  • jij zult geleiden
  • hij/zij/het zal geleiden
  • wij zullen geleiden
  • jullie zullen geleiden
  • zij zullen geleiden

Futuro I

  • yo conduciré
  • conducirás
  • él/ella conducirá
  • nosotros conduciremos
  • vosotros conduciréis
  • ellos/ellas conducirán

Toekomende tijd II

  • ik zal geleid hebben
  • jij zult geleid hebben
  • hij/zij/het zal geleid hebben
  • wij zullen geleid hebben
  • jullie zullen geleid hebben
  • zij zullen geleid hebben

Futuro perfecto

  • yo habré conducido
  • habrás conducido
  • él/ella habrá conducido
  • nosotros habremos conducido
  • vosotros habréis conducido
  • ellos/ellas habrán conducido

Conditionalis I

  • ik zou geleiden
  • jij zou geleiden
  • hij/zij/het zou geleiden
  • wij zouden geleiden
  • jullie zouden geleiden
  • zij zouden geleiden

Condicional

  • yo conduciría
  • conducirías
  • él/ella conduciría
  • nosotros conduciríamos
  • vosotros conduciríais
  • ellos/ellas conducirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geleid
  • jij zou hebben geleid
  • hij/zij/het zou hebben geleid
  • wij zouden hebben geleid
  • jullie zouden hebben geleid
  • zij zouden hebben geleid

Condicional perfecto

  • yo habría conducido
  • habrías conducido
  • él/ella habría conducido
  • nosotros habríamos conducido
  • vosotros habríais conducido
  • ellos/ellas habrían conducido

Imperatief

  • jij geleid
  • jullie geleidt

Imperativo presente

  • conduce
  • vosotros conducid

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van geleiden