Vervoeging van geringschatten
Onbepaalde wijs (infinitief): geringschatten
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schat gering
- jij schat gering
- hij/zij/het schat gering
- wij schatten gering
- jullie schatten gering
- zij schatten gering
Onvoltooid verleden tijd
- ik schatte gering
- jij schatte gering
- hij/zij/het schatte gering
- wij schatten gering
- jullie schatten gering
- zij schatten gering
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geringgeschat
- jij hebt geringgeschat
- hij/zij/het heeft geringgeschat
- wij hebben geringgeschat
- jullie hebben geringgeschat
- zij hebben geringgeschat
Voltooid verleden tijd
- ik had geringgeschat
- jij had geringgeschat
- hij/zij/het had geringgeschat
- wij hadden geringgeschat
- jullie hadden geringgeschat
- zij hadden geringgeschat
Toekomende tijd I
- ik zal geringschatten
- jij zult geringschatten
- hij/zij/het zal geringschatten
- wij zullen geringschatten
- jullie zullen geringschatten
- zij zullen geringschatten
Toekomende tijd II
- ik zal geringgeschat hebben
- jij zult geringgeschat hebben
- hij/zij/het zal geringgeschat hebben
- wij zullen geringgeschat hebben
- jullie zullen geringgeschat hebben
- zij zullen geringgeschat hebben
Conditionalis I
- ik zou geringschatten
- jij zou geringschatten
- hij/zij/het zou geringschatten
- wij zouden geringschatten
- jullie zouden geringschatten
- zij zouden geringschatten
Conditionalis II
- ik zou hebben geringgeschat
- jij zou hebben geringgeschat
- hij/zij/het zou hebben geringgeschat
- wij zouden hebben geringgeschat
- jullie zouden hebben geringgeschat
- zij zouden hebben geringgeschat
Imperatief
- jij schat gering
- jullie schat gering