Vervoeging van gireren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gireer
- jij gireert
- hij/zij/het gireert
- wij gireren
- jullie gireren
- zij gireren
Indicativo presente
- yo giro
- tú giras
- él/ella gira
- nosotros giramos
- vosotros giráis
- ellos/ellas giran
Onvoltooid verleden tijd
- ik gireerde
- jij gireerde
- hij/zij/het gireerde
- wij gireerden
- jullie gireerden
- zij gireerden
Indefinido
- yo giré
- tú giraste
- él/ella giró
- nosotros giramos
- vosotros girasteis
- ellos/ellas giraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegireerd
- jij hebt gegireerd
- hij/zij/het heeft gegireerd
- wij hebben gegireerd
- jullie hebben gegireerd
- zij hebben gegireerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he girado
- tú has girado
- él/ella ha girado
- nosotros hemos girado
- vosotros habéis girado
- ellos/ellas han girado
Voltooid verleden tijd
- ik had gegireerd
- jij had gegireerd
- hij/zij/het had gegireerd
- wij hadden gegireerd
- jullie hadden gegireerd
- zij hadden gegireerd
Pluscuamperfecto
- yo había girado
- tú habías girado
- él/ella había girado
- nosotros habíamos girado
- vosotros habíais girado
- ellos/ellas habían girado
Toekomende tijd I
- ik zal gireren
- jij zult gireren
- hij/zij/het zal gireren
- wij zullen gireren
- jullie zullen gireren
- zij zullen gireren
Futuro I
- yo giraré
- tú girarás
- él/ella girará
- nosotros giraremos
- vosotros giraréis
- ellos/ellas girarán
Toekomende tijd II
- ik zal gegireerd hebben
- jij zult gegireerd hebben
- hij/zij/het zal gegireerd hebben
- wij zullen gegireerd hebben
- jullie zullen gegireerd hebben
- zij zullen gegireerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré girado
- tú habrás girado
- él/ella habrá girado
- nosotros habremos girado
- vosotros habréis girado
- ellos/ellas habrán girado
Conditionalis I
- ik zou gireren
- jij zou gireren
- hij/zij/het zou gireren
- wij zouden gireren
- jullie zouden gireren
- zij zouden gireren
Condicional
- yo giraría
- tú girarías
- él/ella giraría
- nosotros giraríamos
- vosotros giraríais
- ellos/ellas girarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gegireerd
- jij zou hebben gegireerd
- hij/zij/het zou hebben gegireerd
- wij zouden hebben gegireerd
- jullie zouden hebben gegireerd
- zij zouden hebben gegireerd
Condicional perfecto
- yo habría girado
- tú habrías girado
- él/ella habría girado
- nosotros habríamos girado
- vosotros habríais girado
- ellos/ellas habrían girado
Imperatief
- jij gireer
- jullie gireert
Imperativo presente
- tú gira
- vosotros girad