Vervoeging van goedkeuren

Onbepaalde wijs (infinitief): goedkeuren

Vertaling: aprobar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik keur goed
  • jij keurt goed
  • hij/zij/het keurt goed
  • wij keuren goed
  • jullie keuren goed
  • zij keuren goed

Indicativo presente

  • yo apruebo
  • apruebas
  • él/ella aprueba
  • nosotros aprobamos
  • vosotros aprobáis
  • ellos/ellas aprueban

Onvoltooid verleden tijd

  • ik keurde goed
  • jij keurde goed
  • hij/zij/het keurde goed
  • wij keurden goed
  • jullie keurden goed
  • zij keurden goed

Indefinido

  • yo aprobé
  • aprobaste
  • él/ella aprobó
  • nosotros aprobamos
  • vosotros aprobasteis
  • ellos/ellas aprobaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb goedgekeurd
  • jij hebt goedgekeurd
  • hij/zij/het heeft goedgekeurd
  • wij hebben goedgekeurd
  • jullie hebben goedgekeurd
  • zij hebben goedgekeurd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he aprobado
  • has aprobado
  • él/ella ha aprobado
  • nosotros hemos aprobado
  • vosotros habéis aprobado
  • ellos/ellas han aprobado

Voltooid verleden tijd

  • ik had goedgekeurd
  • jij had goedgekeurd
  • hij/zij/het had goedgekeurd
  • wij hadden goedgekeurd
  • jullie hadden goedgekeurd
  • zij hadden goedgekeurd

Pluscuamperfecto

  • yo había aprobado
  • habías aprobado
  • él/ella había aprobado
  • nosotros habíamos aprobado
  • vosotros habíais aprobado
  • ellos/ellas habían aprobado

Toekomende tijd I

  • ik zal goedkeuren
  • jij zult goedkeuren
  • hij/zij/het zal goedkeuren
  • wij zullen goedkeuren
  • jullie zullen goedkeuren
  • zij zullen goedkeuren

Futuro I

  • yo aprobaré
  • aprobarás
  • él/ella aprobará
  • nosotros aprobaremos
  • vosotros aprobaréis
  • ellos/ellas aprobarán

Toekomende tijd II

  • ik zal goedgekeurd hebben
  • jij zult goedgekeurd hebben
  • hij/zij/het zal goedgekeurd hebben
  • wij zullen goedgekeurd hebben
  • jullie zullen goedgekeurd hebben
  • zij zullen goedgekeurd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré aprobado
  • habrás aprobado
  • él/ella habrá aprobado
  • nosotros habremos aprobado
  • vosotros habréis aprobado
  • ellos/ellas habrán aprobado

Conditionalis I

  • ik zou goedkeuren
  • jij zou goedkeuren
  • hij/zij/het zou goedkeuren
  • wij zouden goedkeuren
  • jullie zouden goedkeuren
  • zij zouden goedkeuren

Condicional

  • yo aprobaría
  • aprobarías
  • él/ella aprobaría
  • nosotros aprobaríamos
  • vosotros aprobaríais
  • ellos/ellas aprobarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben goedgekeurd
  • jij zou hebben goedgekeurd
  • hij/zij/het zou hebben goedgekeurd
  • wij zouden hebben goedgekeurd
  • jullie zouden hebben goedgekeurd
  • zij zouden hebben goedgekeurd

Condicional perfecto

  • yo habría aprobado
  • habrías aprobado
  • él/ella habría aprobado
  • nosotros habríamos aprobado
  • vosotros habríais aprobado
  • ellos/ellas habrían aprobado

Imperatief

  • jij keur goed
  • jullie keurt goed

Imperativo presente

  • aprueba
  • vosotros aprobad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van goedkeuren