Vervoeging van grabbelen
Onbepaalde wijs (infinitief): grabbelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik grabbel
- jij grabbelt
- hij/zij/het grabbelt
- wij grabbelen
- jullie grabbelen
- zij grabbelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik grabbelde
- jij grabbelde
- hij/zij/het grabbelde
- wij grabbelden
- jullie grabbelden
- zij grabbelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegrabbeld
- jij hebt gegrabbeld
- hij/zij/het heeft gegrabbeld
- wij hebben gegrabbeld
- jullie hebben gegrabbeld
- zij hebben gegrabbeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gegrabbeld
- jij had gegrabbeld
- hij/zij/het had gegrabbeld
- wij hadden gegrabbeld
- jullie hadden gegrabbeld
- zij hadden gegrabbeld
Toekomende tijd I
- ik zal grabbelen
- jij zult grabbelen
- hij/zij/het zal grabbelen
- wij zullen grabbelen
- jullie zullen grabbelen
- zij zullen grabbelen
Toekomende tijd II
- ik zal gegrabbeld hebben
- jij zult gegrabbeld hebben
- hij/zij/het zal gegrabbeld hebben
- wij zullen gegrabbeld hebben
- jullie zullen gegrabbeld hebben
- zij zullen gegrabbeld hebben
Conditionalis I
- ik zou grabbelen
- jij zou grabbelen
- hij/zij/het zou grabbelen
- wij zouden grabbelen
- jullie zouden grabbelen
- zij zouden grabbelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegrabbeld
- jij zou hebben gegrabbeld
- hij/zij/het zou hebben gegrabbeld
- wij zouden hebben gegrabbeld
- jullie zouden hebben gegrabbeld
- zij zouden hebben gegrabbeld
Imperatief
- jij grabbel
- jullie grabbelt