Vervoeging van harpoeneren
Onbepaalde wijs (infinitief): harpoeneren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik harpoeneer
- jij harpoeneert
- hij/zij/het harpoeneert
- wij harpoeneren
- jullie harpoeneren
- zij harpoeneren
Onvoltooid verleden tijd
- ik harpoeneerde
- jij harpoeneerde
- hij/zij/het harpoeneerde
- wij harpoeneerden
- jullie harpoeneerden
- zij harpoeneerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geharpoeneerd
- jij hebt geharpoeneerd
- hij/zij/het heeft geharpoeneerd
- wij hebben geharpoeneerd
- jullie hebben geharpoeneerd
- zij hebben geharpoeneerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geharpoeneerd
- jij had geharpoeneerd
- hij/zij/het had geharpoeneerd
- wij hadden geharpoeneerd
- jullie hadden geharpoeneerd
- zij hadden geharpoeneerd
Toekomende tijd I
- ik zal harpoeneren
- jij zult harpoeneren
- hij/zij/het zal harpoeneren
- wij zullen harpoeneren
- jullie zullen harpoeneren
- zij zullen harpoeneren
Toekomende tijd II
- ik zal geharpoeneerd hebben
- jij zult geharpoeneerd hebben
- hij/zij/het zal geharpoeneerd hebben
- wij zullen geharpoeneerd hebben
- jullie zullen geharpoeneerd hebben
- zij zullen geharpoeneerd hebben
Conditionalis I
- ik zou harpoeneren
- jij zou harpoeneren
- hij/zij/het zou harpoeneren
- wij zouden harpoeneren
- jullie zouden harpoeneren
- zij zouden harpoeneren
Conditionalis II
- ik zou hebben geharpoeneerd
- jij zou hebben geharpoeneerd
- hij/zij/het zou hebben geharpoeneerd
- wij zouden hebben geharpoeneerd
- jullie zouden hebben geharpoeneerd
- zij zouden hebben geharpoeneerd
Imperatief
- jij harpoeneer
- jullie harpoeneert