Vervoeging van heiligen
Onbepaalde wijs (infinitief): heiligen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik heilig
- jij heiligt
- hij/zij/het heiligt
- wij heiligen
- jullie heiligen
- zij heiligen
Indicativo presente
- yo santifico
- tú santificas
- él/ella santifica
- nosotros santificamos
- vosotros santificáis
- ellos/ellas santifican
Onvoltooid verleden tijd
- ik heiligde
- jij heiligde
- hij/zij/het heiligde
- wij heiligden
- jullie heiligden
- zij heiligden
Indefinido
- yo santifiqué
- tú santificaste
- él/ella santificó
- nosotros santificamos
- vosotros santificasteis
- ellos/ellas santificaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geheiligd
- jij hebt geheiligd
- hij/zij/het heeft geheiligd
- wij hebben geheiligd
- jullie hebben geheiligd
- zij hebben geheiligd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he santificado
- tú has santificado
- él/ella ha santificado
- nosotros hemos santificado
- vosotros habéis santificado
- ellos/ellas han santificado
Voltooid verleden tijd
- ik had geheiligd
- jij had geheiligd
- hij/zij/het had geheiligd
- wij hadden geheiligd
- jullie hadden geheiligd
- zij hadden geheiligd
Pluscuamperfecto
- yo había santificado
- tú habías santificado
- él/ella había santificado
- nosotros habíamos santificado
- vosotros habíais santificado
- ellos/ellas habían santificado
Toekomende tijd I
- ik zal heiligen
- jij zult heiligen
- hij/zij/het zal heiligen
- wij zullen heiligen
- jullie zullen heiligen
- zij zullen heiligen
Futuro I
- yo santificaré
- tú santificarás
- él/ella santificará
- nosotros santificaremos
- vosotros santificaréis
- ellos/ellas santificarán
Toekomende tijd II
- ik zal geheiligd hebben
- jij zult geheiligd hebben
- hij/zij/het zal geheiligd hebben
- wij zullen geheiligd hebben
- jullie zullen geheiligd hebben
- zij zullen geheiligd hebben
Futuro perfecto
- yo habré santificado
- tú habrás santificado
- él/ella habrá santificado
- nosotros habremos santificado
- vosotros habréis santificado
- ellos/ellas habrán santificado
Conditionalis I
- ik zou heiligen
- jij zou heiligen
- hij/zij/het zou heiligen
- wij zouden heiligen
- jullie zouden heiligen
- zij zouden heiligen
Condicional
- yo santificaría
- tú santificarías
- él/ella santificaría
- nosotros santificaríamos
- vosotros santificaríais
- ellos/ellas santificarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geheiligd
- jij zou hebben geheiligd
- hij/zij/het zou hebben geheiligd
- wij zouden hebben geheiligd
- jullie zouden hebben geheiligd
- zij zouden hebben geheiligd
Condicional perfecto
- yo habría santificado
- tú habrías santificado
- él/ella habría santificado
- nosotros habríamos santificado
- vosotros habríais santificado
- ellos/ellas habrían santificado
Imperatief
- jij heilig
- jullie heiligt
Imperativo presente
- tú santifica
- vosotros santificad