Vervoeging van herbergen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik herberg
    • jij herbergt
    • hij/zij/het herbergt
    • wij herbergen
    • jullie herbergen
    • zij herbergen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik herbergde
    • jij herbergde
    • hij/zij/het herbergde
    • wij herbergden
    • jullie herbergden
    • zij herbergden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geherbergd
    • jij hebt geherbergd
    • hij/zij/het heeft geherbergd
    • wij hebben geherbergd
    • jullie hebben geherbergd
    • zij hebben geherbergd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geherbergd
    • jij had geherbergd
    • hij/zij/het had geherbergd
    • wij hadden geherbergd
    • jullie hadden geherbergd
    • zij hadden geherbergd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal herbergen
    • jij zult herbergen
    • hij/zij/het zal herbergen
    • wij zullen herbergen
    • jullie zullen herbergen
    • zij zullen herbergen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geherbergd hebben
    • jij zult geherbergd hebben
    • hij/zij/het zal geherbergd hebben
    • wij zullen geherbergd hebben
    • jullie zullen geherbergd hebben
    • zij zullen geherbergd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou herbergen
    • jij zou herbergen
    • hij/zij/het zou herbergen
    • wij zouden herbergen
    • jullie zouden herbergen
    • zij zouden herbergen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geherbergd
    • jij zou hebben geherbergd
    • hij/zij/het zou hebben geherbergd
    • wij zouden hebben geherbergd
    • jullie zouden hebben geherbergd
    • zij zouden hebben geherbergd
  • Imperatief

    • jij herberg
    • jullie herbergt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van herbergen