Vervoeging van hijgen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hijg
- jij hijgt
- hij/zij/het hijgt
- wij hijgen
- jullie hijgen
- zij hijgen
Indicativo presente
- yo anhelo
- tú anhelas
- él/ella anhela
- nosotros anhelamos
- vosotros anheláis
- ellos/ellas anhelan
Onvoltooid verleden tijd
- ik hijgde
- jij hijgde
- hij/zij/het hijgde
- wij hijgden
- jullie hijgden
- zij hijgden
Indefinido
- yo anhelé
- tú anhelaste
- él/ella anheló
- nosotros anhelamos
- vosotros anhelasteis
- ellos/ellas anhelaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehijgd
- jij hebt gehijgd
- hij/zij/het heeft gehijgd
- wij hebben gehijgd
- jullie hebben gehijgd
- zij hebben gehijgd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he anhelado
- tú has anhelado
- él/ella ha anhelado
- nosotros hemos anhelado
- vosotros habéis anhelado
- ellos/ellas han anhelado
Voltooid verleden tijd
- ik had gehijgd
- jij had gehijgd
- hij/zij/het had gehijgd
- wij hadden gehijgd
- jullie hadden gehijgd
- zij hadden gehijgd
Pluscuamperfecto
- yo había anhelado
- tú habías anhelado
- él/ella había anhelado
- nosotros habíamos anhelado
- vosotros habíais anhelado
- ellos/ellas habían anhelado
Toekomende tijd I
- ik zal hijgen
- jij zult hijgen
- hij/zij/het zal hijgen
- wij zullen hijgen
- jullie zullen hijgen
- zij zullen hijgen
Futuro I
- yo anhelaré
- tú anhelarás
- él/ella anhelará
- nosotros anhelaremos
- vosotros anhelaréis
- ellos/ellas anhelarán
Toekomende tijd II
- ik zal gehijgd hebben
- jij zult gehijgd hebben
- hij/zij/het zal gehijgd hebben
- wij zullen gehijgd hebben
- jullie zullen gehijgd hebben
- zij zullen gehijgd hebben
Futuro perfecto
- yo habré anhelado
- tú habrás anhelado
- él/ella habrá anhelado
- nosotros habremos anhelado
- vosotros habréis anhelado
- ellos/ellas habrán anhelado
Conditionalis I
- ik zou hijgen
- jij zou hijgen
- hij/zij/het zou hijgen
- wij zouden hijgen
- jullie zouden hijgen
- zij zouden hijgen
Condicional
- yo anhelaría
- tú anhelarías
- él/ella anhelaría
- nosotros anhelaríamos
- vosotros anhelaríais
- ellos/ellas anhelarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gehijgd
- jij zou hebben gehijgd
- hij/zij/het zou hebben gehijgd
- wij zouden hebben gehijgd
- jullie zouden hebben gehijgd
- zij zouden hebben gehijgd
Condicional perfecto
- yo habría anhelado
- tú habrías anhelado
- él/ella habría anhelado
- nosotros habríamos anhelado
- vosotros habríais anhelado
- ellos/ellas habrían anhelado
Imperatief
- jij hijg
- jullie hijgt
Imperativo presente
- tú anhela
- vosotros anhelad