Vervoeging van houden

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik houd
  • jij houdt
  • hij/zij/het houdt
  • wij houden
  • jullie houden
  • zij houden

Indicativo presente

  • yo contengo
  • contienes
  • él/ella contiene
  • nosotros contenemos
  • vosotros contenéis
  • ellos/ellas contienen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik hield
  • jij hield
  • hij/zij/het hield
  • wij hielden
  • jullie hielden
  • zij hielden

Indefinido

  • yo contuve
  • contuviste
  • él/ella contuvo
  • nosotros contuvimos
  • vosotros contuvisteis
  • ellos/ellas contuvieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gehouden
  • jij hebt gehouden
  • hij/zij/het heeft gehouden
  • wij hebben gehouden
  • jullie hebben gehouden
  • zij hebben gehouden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he contenido
  • has contenido
  • él/ella ha contenido
  • nosotros hemos contenido
  • vosotros habéis contenido
  • ellos/ellas han contenido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gehouden
  • jij had gehouden
  • hij/zij/het had gehouden
  • wij hadden gehouden
  • jullie hadden gehouden
  • zij hadden gehouden

Pluscuamperfecto

  • yo había contenido
  • habías contenido
  • él/ella había contenido
  • nosotros habíamos contenido
  • vosotros habíais contenido
  • ellos/ellas habían contenido

Toekomende tijd I

  • ik zal houden
  • jij zult houden
  • hij/zij/het zal houden
  • wij zullen houden
  • jullie zullen houden
  • zij zullen houden

Futuro I

  • yo contendré
  • contendrás
  • él/ella contendrá
  • nosotros contendremos
  • vosotros contendréis
  • ellos/ellas contendrán

Toekomende tijd II

  • ik zal gehouden hebben
  • jij zult gehouden hebben
  • hij/zij/het zal gehouden hebben
  • wij zullen gehouden hebben
  • jullie zullen gehouden hebben
  • zij zullen gehouden hebben

Futuro perfecto

  • yo habré contenido
  • habrás contenido
  • él/ella habrá contenido
  • nosotros habremos contenido
  • vosotros habréis contenido
  • ellos/ellas habrán contenido

Conditionalis I

  • ik zou houden
  • jij zou houden
  • hij/zij/het zou houden
  • wij zouden houden
  • jullie zouden houden
  • zij zouden houden

Condicional

  • yo contendría
  • contendrías
  • él/ella contendría
  • nosotros contendríamos
  • vosotros contendríais
  • ellos/ellas contendrían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gehouden
  • jij zou hebben gehouden
  • hij/zij/het zou hebben gehouden
  • wij zouden hebben gehouden
  • jullie zouden hebben gehouden
  • zij zouden hebben gehouden

Condicional perfecto

  • yo habría contenido
  • habrías contenido
  • él/ella habría contenido
  • nosotros habríamos contenido
  • vosotros habríais contenido
  • ellos/ellas habrían contenido

Imperatief

  • jij houd
  • jullie houdt

Imperativo presente

  • contén
  • vosotros contened

Verwijzingen

Bekijk 9 definitie(s) van houden