Vervoeging van hunkeren
Onbepaalde wijs (infinitief): hunkeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hunker
- jij hunkert
- hij/zij/het hunkert
- wij hunkeren
- jullie hunkeren
- zij hunkeren
Indicativo presente
- yo suspiro
- tú suspiras
- él/ella suspira
- nosotros suspiramos
- vosotros suspiráis
- ellos/ellas suspiran
Onvoltooid verleden tijd
- ik hunkerde
- jij hunkerde
- hij/zij/het hunkerde
- wij hunkerden
- jullie hunkerden
- zij hunkerden
Indefinido
- yo suspiré
- tú suspiraste
- él/ella suspiró
- nosotros suspiramos
- vosotros suspirasteis
- ellos/ellas suspiraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehunkerd
- jij hebt gehunkerd
- hij/zij/het heeft gehunkerd
- wij hebben gehunkerd
- jullie hebben gehunkerd
- zij hebben gehunkerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he suspirado
- tú has suspirado
- él/ella ha suspirado
- nosotros hemos suspirado
- vosotros habéis suspirado
- ellos/ellas han suspirado
Voltooid verleden tijd
- ik had gehunkerd
- jij had gehunkerd
- hij/zij/het had gehunkerd
- wij hadden gehunkerd
- jullie hadden gehunkerd
- zij hadden gehunkerd
Pluscuamperfecto
- yo había suspirado
- tú habías suspirado
- él/ella había suspirado
- nosotros habíamos suspirado
- vosotros habíais suspirado
- ellos/ellas habían suspirado
Toekomende tijd I
- ik zal hunkeren
- jij zult hunkeren
- hij/zij/het zal hunkeren
- wij zullen hunkeren
- jullie zullen hunkeren
- zij zullen hunkeren
Futuro I
- yo suspiraré
- tú suspirarás
- él/ella suspirará
- nosotros suspiraremos
- vosotros suspiraréis
- ellos/ellas suspirarán
Toekomende tijd II
- ik zal gehunkerd hebben
- jij zult gehunkerd hebben
- hij/zij/het zal gehunkerd hebben
- wij zullen gehunkerd hebben
- jullie zullen gehunkerd hebben
- zij zullen gehunkerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré suspirado
- tú habrás suspirado
- él/ella habrá suspirado
- nosotros habremos suspirado
- vosotros habréis suspirado
- ellos/ellas habrán suspirado
Conditionalis I
- ik zou hunkeren
- jij zou hunkeren
- hij/zij/het zou hunkeren
- wij zouden hunkeren
- jullie zouden hunkeren
- zij zouden hunkeren
Condicional
- yo suspiraría
- tú suspirarías
- él/ella suspiraría
- nosotros suspiraríamos
- vosotros suspiraríais
- ellos/ellas suspirarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gehunkerd
- jij zou hebben gehunkerd
- hij/zij/het zou hebben gehunkerd
- wij zouden hebben gehunkerd
- jullie zouden hebben gehunkerd
- zij zouden hebben gehunkerd
Condicional perfecto
- yo habría suspirado
- tú habrías suspirado
- él/ella habría suspirado
- nosotros habríamos suspirado
- vosotros habríais suspirado
- ellos/ellas habrían suspirado
Imperatief
- jij hunker
- jullie hunkert
Imperativo presente
- tú suspira
- vosotros suspirad