Vervoeging van inaugureren
Onbepaalde wijs (infinitief): inaugureren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik inaugureer
- jij inaugureert
- hij/zij/het inaugureert
- wij inaugureren
- jullie inaugureren
- zij inaugureren
Indicativo presente
- yo inauguro
- tú inauguras
- él/ella inaugura
- nosotros inauguramos
- vosotros inauguráis
- ellos/ellas inauguran
Onvoltooid verleden tijd
- ik inaugureerde
- jij inaugureerde
- hij/zij/het inaugureerde
- wij inaugureerden
- jullie inaugureerden
- zij inaugureerden
Indefinido
- yo inauguré
- tú inauguraste
- él/ella inauguró
- nosotros inauguramos
- vosotros inaugurasteis
- ellos/ellas inauguraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnaugureerd
- jij hebt geïnaugureerd
- hij/zij/het heeft geïnaugureerd
- wij hebben geïnaugureerd
- jullie hebben geïnaugureerd
- zij hebben geïnaugureerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he inaugurado
- tú has inaugurado
- él/ella ha inaugurado
- nosotros hemos inaugurado
- vosotros habéis inaugurado
- ellos/ellas han inaugurado
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnaugureerd
- jij had geïnaugureerd
- hij/zij/het had geïnaugureerd
- wij hadden geïnaugureerd
- jullie hadden geïnaugureerd
- zij hadden geïnaugureerd
Pluscuamperfecto
- yo había inaugurado
- tú habías inaugurado
- él/ella había inaugurado
- nosotros habíamos inaugurado
- vosotros habíais inaugurado
- ellos/ellas habían inaugurado
Toekomende tijd I
- ik zal inaugureren
- jij zult inaugureren
- hij/zij/het zal inaugureren
- wij zullen inaugureren
- jullie zullen inaugureren
- zij zullen inaugureren
Futuro I
- yo inauguraré
- tú inaugurarás
- él/ella inaugurará
- nosotros inauguraremos
- vosotros inauguraréis
- ellos/ellas inaugurarán
Toekomende tijd II
- ik zal geïnaugureerd hebben
- jij zult geïnaugureerd hebben
- hij/zij/het zal geïnaugureerd hebben
- wij zullen geïnaugureerd hebben
- jullie zullen geïnaugureerd hebben
- zij zullen geïnaugureerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré inaugurado
- tú habrás inaugurado
- él/ella habrá inaugurado
- nosotros habremos inaugurado
- vosotros habréis inaugurado
- ellos/ellas habrán inaugurado
Conditionalis I
- ik zou inaugureren
- jij zou inaugureren
- hij/zij/het zou inaugureren
- wij zouden inaugureren
- jullie zouden inaugureren
- zij zouden inaugureren
Condicional
- yo inauguraría
- tú inaugurarías
- él/ella inauguraría
- nosotros inauguraríamos
- vosotros inauguraríais
- ellos/ellas inaugurarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnaugureerd
- jij zou hebben geïnaugureerd
- hij/zij/het zou hebben geïnaugureerd
- wij zouden hebben geïnaugureerd
- jullie zouden hebben geïnaugureerd
- zij zouden hebben geïnaugureerd
Condicional perfecto
- yo habría inaugurado
- tú habrías inaugurado
- él/ella habría inaugurado
- nosotros habríamos inaugurado
- vosotros habríais inaugurado
- ellos/ellas habrían inaugurado
Imperatief
- jij inaugureer
- jullie inaugureert
Imperativo presente
- tú inaugura
- vosotros inaugurad