Vervoeging van inbreken
Onbepaalde wijs (infinitief): inbreken
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik breek in
- jij breekt in
- hij/zij/het breekt in
- wij breken in
- jullie breken in
- zij breken in
Onvoltooid verleden tijd
- ik brak in
- jij brak in
- hij/zij/het brak in
- wij braken in
- jullie braken in
- zij braken in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingebroken
- jij hebt ingebroken
- hij/zij/het heeft ingebroken
- wij hebben ingebroken
- jullie hebben ingebroken
- zij hebben ingebroken
Voltooid verleden tijd
- ik had ingebroken
- jij had ingebroken
- hij/zij/het had ingebroken
- wij hadden ingebroken
- jullie hadden ingebroken
- zij hadden ingebroken
Toekomende tijd I
- ik zal inbreken
- jij zult inbreken
- hij/zij/het zal inbreken
- wij zullen inbreken
- jullie zullen inbreken
- zij zullen inbreken
Toekomende tijd II
- ik zal ingebroken hebben
- jij zult ingebroken hebben
- hij/zij/het zal ingebroken hebben
- wij zullen ingebroken hebben
- jullie zullen ingebroken hebben
- zij zullen ingebroken hebben
Conditionalis I
- ik zou inbreken
- jij zou inbreken
- hij/zij/het zou inbreken
- wij zouden inbreken
- jullie zouden inbreken
- zij zouden inbreken
Conditionalis II
- ik zou hebben ingebroken
- jij zou hebben ingebroken
- hij/zij/het zou hebben ingebroken
- wij zouden hebben ingebroken
- jullie zouden hebben ingebroken
- zij zouden hebben ingebroken
Imperatief
- jij breek in
- jullie breekt in