Vervoeging van inleggen
Onbepaalde wijs (infinitief): inleggen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg in
- jij legt in
- hij/zij/het legt in
- wij leggen in
- jullie leggen in
- zij leggen in
Indicativo presente
- yo taraceo
- tú taraceas
- él/ella taracea
- nosotros taraceamos
- vosotros taraceáis
- ellos/ellas taracean
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde in
- jij legde in
- hij/zij/het legde in
- wij legden in
- jullie legden in
- zij legden in
Indefinido
- yo taraceé
- tú taraceaste
- él/ella taraceó
- nosotros taraceamos
- vosotros taraceasteis
- ellos/ellas taracearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingelegd
- jij hebt ingelegd
- hij/zij/het heeft ingelegd
- wij hebben ingelegd
- jullie hebben ingelegd
- zij hebben ingelegd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he taraceado
- tú has taraceado
- él/ella ha taraceado
- nosotros hemos taraceado
- vosotros habéis taraceado
- ellos/ellas han taraceado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingelegd
- jij had ingelegd
- hij/zij/het had ingelegd
- wij hadden ingelegd
- jullie hadden ingelegd
- zij hadden ingelegd
Pluscuamperfecto
- yo había taraceado
- tú habías taraceado
- él/ella había taraceado
- nosotros habíamos taraceado
- vosotros habíais taraceado
- ellos/ellas habían taraceado
Toekomende tijd I
- ik zal inleggen
- jij zult inleggen
- hij/zij/het zal inleggen
- wij zullen inleggen
- jullie zullen inleggen
- zij zullen inleggen
Futuro I
- yo taracearé
- tú taracearás
- él/ella taraceará
- nosotros taracearemos
- vosotros taracearéis
- ellos/ellas taracearán
Toekomende tijd II
- ik zal ingelegd hebben
- jij zult ingelegd hebben
- hij/zij/het zal ingelegd hebben
- wij zullen ingelegd hebben
- jullie zullen ingelegd hebben
- zij zullen ingelegd hebben
Futuro perfecto
- yo habré taraceado
- tú habrás taraceado
- él/ella habrá taraceado
- nosotros habremos taraceado
- vosotros habréis taraceado
- ellos/ellas habrán taraceado
Conditionalis I
- ik zou inleggen
- jij zou inleggen
- hij/zij/het zou inleggen
- wij zouden inleggen
- jullie zouden inleggen
- zij zouden inleggen
Condicional
- yo taracearía
- tú taracearías
- él/ella taracearía
- nosotros taracearíamos
- vosotros taracearíais
- ellos/ellas taracearían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingelegd
- jij zou hebben ingelegd
- hij/zij/het zou hebben ingelegd
- wij zouden hebben ingelegd
- jullie zouden hebben ingelegd
- zij zouden hebben ingelegd
Condicional perfecto
- yo habría taraceado
- tú habrías taraceado
- él/ella habría taraceado
- nosotros habríamos taraceado
- vosotros habríais taraceado
- ellos/ellas habrían taraceado
Imperatief
- jij leg in
- jullie legt in
Imperativo presente
- tú taracea
- vosotros taracead