Vervoeging van inslaan

Vertaling: acertar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sla in
  • jij slaat in
  • hij/zij/het slaat in
  • wij slaan in
  • jullie slaan in
  • zij slaan in

Indicativo presente

  • yo acierto
  • aciertas
  • él/ella acierta
  • nosotros acertamos
  • vosotros acertáis
  • ellos/ellas aciertan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik sloeg in
  • jij sloeg in
  • hij/zij/het sloeg in
  • wij sloegen in
  • jullie sloegen in
  • zij sloegen in

Indefinido

  • yo acerté
  • acertaste
  • él/ella acertó
  • nosotros acertamos
  • vosotros acertasteis
  • ellos/ellas acertaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingeslagen
  • jij hebt ingeslagen
  • hij/zij/het heeft ingeslagen
  • wij hebben ingeslagen
  • jullie hebben ingeslagen
  • zij hebben ingeslagen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he acertado
  • has acertado
  • él/ella ha acertado
  • nosotros hemos acertado
  • vosotros habéis acertado
  • ellos/ellas han acertado

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingeslagen
  • jij had ingeslagen
  • hij/zij/het had ingeslagen
  • wij hadden ingeslagen
  • jullie hadden ingeslagen
  • zij hadden ingeslagen

Pluscuamperfecto

  • yo había acertado
  • habías acertado
  • él/ella había acertado
  • nosotros habíamos acertado
  • vosotros habíais acertado
  • ellos/ellas habían acertado

Toekomende tijd I

  • ik zal inslaan
  • jij zult inslaan
  • hij/zij/het zal inslaan
  • wij zullen inslaan
  • jullie zullen inslaan
  • zij zullen inslaan

Futuro I

  • yo acertaré
  • acertarás
  • él/ella acertará
  • nosotros acertaremos
  • vosotros acertaréis
  • ellos/ellas acertarán

Toekomende tijd II

  • ik zal ingeslagen hebben
  • jij zult ingeslagen hebben
  • hij/zij/het zal ingeslagen hebben
  • wij zullen ingeslagen hebben
  • jullie zullen ingeslagen hebben
  • zij zullen ingeslagen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré acertado
  • habrás acertado
  • él/ella habrá acertado
  • nosotros habremos acertado
  • vosotros habréis acertado
  • ellos/ellas habrán acertado

Conditionalis I

  • ik zou inslaan
  • jij zou inslaan
  • hij/zij/het zou inslaan
  • wij zouden inslaan
  • jullie zouden inslaan
  • zij zouden inslaan

Condicional

  • yo acertaría
  • acertarías
  • él/ella acertaría
  • nosotros acertaríamos
  • vosotros acertaríais
  • ellos/ellas acertarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingeslagen
  • jij zou hebben ingeslagen
  • hij/zij/het zou hebben ingeslagen
  • wij zouden hebben ingeslagen
  • jullie zouden hebben ingeslagen
  • zij zouden hebben ingeslagen

Condicional perfecto

  • yo habría acertado
  • habrías acertado
  • él/ella habría acertado
  • nosotros habríamos acertado
  • vosotros habríais acertado
  • ellos/ellas habrían acertado

Imperatief

  • jij sla in
  • jullie slaat in

Imperativo presente

  • acierta
  • vosotros acertad

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van inslaan