Vervoeging van insmeren
Onbepaalde wijs (infinitief): insmeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smeer in
- jij smeert in
- hij/zij/het smeert in
- wij smeren in
- jullie smeren in
- zij smeren in
Indicativo presente
- yo unto
- tú untas
- él/ella unta
- nosotros untamos
- vosotros untáis
- ellos/ellas untan
Onvoltooid verleden tijd
- ik smeerde in
- jij smeerde in
- hij/zij/het smeerde in
- wij smeerden in
- jullie smeerden in
- zij smeerden in
Indefinido
- yo unté
- tú untaste
- él/ella untó
- nosotros untamos
- vosotros untasteis
- ellos/ellas untaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingesmeerd
- jij hebt ingesmeerd
- hij/zij/het heeft ingesmeerd
- wij hebben ingesmeerd
- jullie hebben ingesmeerd
- zij hebben ingesmeerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he untado
- tú has untado
- él/ella ha untado
- nosotros hemos untado
- vosotros habéis untado
- ellos/ellas han untado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingesmeerd
- jij had ingesmeerd
- hij/zij/het had ingesmeerd
- wij hadden ingesmeerd
- jullie hadden ingesmeerd
- zij hadden ingesmeerd
Pluscuamperfecto
- yo había untado
- tú habías untado
- él/ella había untado
- nosotros habíamos untado
- vosotros habíais untado
- ellos/ellas habían untado
Toekomende tijd I
- ik zal insmeren
- jij zult insmeren
- hij/zij/het zal insmeren
- wij zullen insmeren
- jullie zullen insmeren
- zij zullen insmeren
Futuro I
- yo untaré
- tú untarás
- él/ella untará
- nosotros untaremos
- vosotros untaréis
- ellos/ellas untarán
Toekomende tijd II
- ik zal ingesmeerd hebben
- jij zult ingesmeerd hebben
- hij/zij/het zal ingesmeerd hebben
- wij zullen ingesmeerd hebben
- jullie zullen ingesmeerd hebben
- zij zullen ingesmeerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré untado
- tú habrás untado
- él/ella habrá untado
- nosotros habremos untado
- vosotros habréis untado
- ellos/ellas habrán untado
Conditionalis I
- ik zou insmeren
- jij zou insmeren
- hij/zij/het zou insmeren
- wij zouden insmeren
- jullie zouden insmeren
- zij zouden insmeren
Condicional
- yo untaría
- tú untarías
- él/ella untaría
- nosotros untaríamos
- vosotros untaríais
- ellos/ellas untarían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingesmeerd
- jij zou hebben ingesmeerd
- hij/zij/het zou hebben ingesmeerd
- wij zouden hebben ingesmeerd
- jullie zouden hebben ingesmeerd
- zij zouden hebben ingesmeerd
Condicional perfecto
- yo habría untado
- tú habrías untado
- él/ella habría untado
- nosotros habríamos untado
- vosotros habríais untado
- ellos/ellas habrían untado
Imperatief
- jij smeer in
- jullie smeert in
Imperativo presente
- tú unta
- vosotros untad