Vervoeging van instellen
Onbepaalde wijs (infinitief): instellen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stel in
- jij stelt in
- hij/zij/het stelt in
- wij stellen in
- jullie stellen in
- zij stellen in
Indicativo presente
- yo enfoco
- tú enfocas
- él/ella enfoca
- nosotros enfocamos
- vosotros enfocáis
- ellos/ellas enfocan
Onvoltooid verleden tijd
- ik stelde in
- jij stelde in
- hij/zij/het stelde in
- wij stelden in
- jullie stelden in
- zij stelden in
Indefinido
- yo enfoqué
- tú enfocaste
- él/ella enfocó
- nosotros enfocamos
- vosotros enfocasteis
- ellos/ellas enfocaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingesteld
- jij hebt ingesteld
- hij/zij/het heeft ingesteld
- wij hebben ingesteld
- jullie hebben ingesteld
- zij hebben ingesteld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he enfocado
- tú has enfocado
- él/ella ha enfocado
- nosotros hemos enfocado
- vosotros habéis enfocado
- ellos/ellas han enfocado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingesteld
- jij had ingesteld
- hij/zij/het had ingesteld
- wij hadden ingesteld
- jullie hadden ingesteld
- zij hadden ingesteld
Pluscuamperfecto
- yo había enfocado
- tú habías enfocado
- él/ella había enfocado
- nosotros habíamos enfocado
- vosotros habíais enfocado
- ellos/ellas habían enfocado
Toekomende tijd I
- ik zal instellen
- jij zult instellen
- hij/zij/het zal instellen
- wij zullen instellen
- jullie zullen instellen
- zij zullen instellen
Futuro I
- yo enfocaré
- tú enfocarás
- él/ella enfocará
- nosotros enfocaremos
- vosotros enfocaréis
- ellos/ellas enfocarán
Toekomende tijd II
- ik zal ingesteld hebben
- jij zult ingesteld hebben
- hij/zij/het zal ingesteld hebben
- wij zullen ingesteld hebben
- jullie zullen ingesteld hebben
- zij zullen ingesteld hebben
Futuro perfecto
- yo habré enfocado
- tú habrás enfocado
- él/ella habrá enfocado
- nosotros habremos enfocado
- vosotros habréis enfocado
- ellos/ellas habrán enfocado
Conditionalis I
- ik zou instellen
- jij zou instellen
- hij/zij/het zou instellen
- wij zouden instellen
- jullie zouden instellen
- zij zouden instellen
Condicional
- yo enfocaría
- tú enfocarías
- él/ella enfocaría
- nosotros enfocaríamos
- vosotros enfocaríais
- ellos/ellas enfocarían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingesteld
- jij zou hebben ingesteld
- hij/zij/het zou hebben ingesteld
- wij zouden hebben ingesteld
- jullie zouden hebben ingesteld
- zij zouden hebben ingesteld
Condicional perfecto
- yo habría enfocado
- tú habrías enfocado
- él/ella habría enfocado
- nosotros habríamos enfocado
- vosotros habríais enfocado
- ellos/ellas habrían enfocado
Imperatief
- jij stel in
- jullie stelt in
Imperativo presente
- tú enfoca
- vosotros enfocad