Vervoeging van invochten
Onbepaalde wijs (infinitief): invochten
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vocht in
- jij vocht in
- hij/zij/het vocht in
- wij vochten in
- jullie vochten in
- zij vochten in
Onvoltooid verleden tijd
- ik vochtte in
- jij vochtte in
- hij/zij/het vochtte in
- wij vochtten in
- jullie vochtten in
- zij vochtten in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingevocht
- jij hebt ingevocht
- hij/zij/het heeft ingevocht
- wij hebben ingevocht
- jullie hebben ingevocht
- zij hebben ingevocht
Voltooid verleden tijd
- ik had ingevocht
- jij had ingevocht
- hij/zij/het had ingevocht
- wij hadden ingevocht
- jullie hadden ingevocht
- zij hadden ingevocht
Toekomende tijd I
- ik zal invochten
- jij zult invochten
- hij/zij/het zal invochten
- wij zullen invochten
- jullie zullen invochten
- zij zullen invochten
Toekomende tijd II
- ik zal ingevocht hebben
- jij zult ingevocht hebben
- hij/zij/het zal ingevocht hebben
- wij zullen ingevocht hebben
- jullie zullen ingevocht hebben
- zij zullen ingevocht hebben
Conditionalis I
- ik zou invochten
- jij zou invochten
- hij/zij/het zou invochten
- wij zouden invochten
- jullie zouden invochten
- zij zouden invochten
Conditionalis II
- ik zou hebben ingevocht
- jij zou hebben ingevocht
- hij/zij/het zou hebben ingevocht
- wij zouden hebben ingevocht
- jullie zouden hebben ingevocht
- zij zouden hebben ingevocht
Imperatief
- jij vocht in
- jullie vocht in