Vervoeging van kalen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kaal
    • jij kaalt
    • hij/zij/het kaalt
    • wij kalen
    • jullie kalen
    • zij kalen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kaalde
    • jij kaalde
    • hij/zij/het kaalde
    • wij kaalden
    • jullie kaalden
    • zij kaalden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekaald
    • jij hebt gekaald
    • hij/zij/het heeft gekaald
    • wij hebben gekaald
    • jullie hebben gekaald
    • zij hebben gekaald
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekaald
    • jij had gekaald
    • hij/zij/het had gekaald
    • wij hadden gekaald
    • jullie hadden gekaald
    • zij hadden gekaald
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kalen
    • jij zult kalen
    • hij/zij/het zal kalen
    • wij zullen kalen
    • jullie zullen kalen
    • zij zullen kalen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekaald hebben
    • jij zult gekaald hebben
    • hij/zij/het zal gekaald hebben
    • wij zullen gekaald hebben
    • jullie zullen gekaald hebben
    • zij zullen gekaald hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kalen
    • jij zou kalen
    • hij/zij/het zou kalen
    • wij zouden kalen
    • jullie zouden kalen
    • zij zouden kalen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekaald
    • jij zou hebben gekaald
    • hij/zij/het zou hebben gekaald
    • wij zouden hebben gekaald
    • jullie zouden hebben gekaald
    • zij zouden hebben gekaald
  • Imperatief

    • jij kaal
    • jullie kaalt