Vervoeging van kankeren
Onbepaalde wijs (infinitief): kankeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kanker
- jij kankert
- hij/zij/het kankert
- wij kankeren
- jullie kankeren
- zij kankeren
Indicativo presente
- yo refunfuño
- tú refunfuñas
- él/ella refunfuña
- nosotros refunfuñamos
- vosotros refunfuñáis
- ellos/ellas refunfuñan
Onvoltooid verleden tijd
- ik kankerde
- jij kankerde
- hij/zij/het kankerde
- wij kankerden
- jullie kankerden
- zij kankerden
Indefinido
- yo refunfuñé
- tú refunfuñaste
- él/ella refunfuñó
- nosotros refunfuñamos
- vosotros refunfuñasteis
- ellos/ellas refunfuñaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekankerd
- jij hebt gekankerd
- hij/zij/het heeft gekankerd
- wij hebben gekankerd
- jullie hebben gekankerd
- zij hebben gekankerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he refunfuñado
- tú has refunfuñado
- él/ella ha refunfuñado
- nosotros hemos refunfuñado
- vosotros habéis refunfuñado
- ellos/ellas han refunfuñado
Voltooid verleden tijd
- ik had gekankerd
- jij had gekankerd
- hij/zij/het had gekankerd
- wij hadden gekankerd
- jullie hadden gekankerd
- zij hadden gekankerd
Pluscuamperfecto
- yo había refunfuñado
- tú habías refunfuñado
- él/ella había refunfuñado
- nosotros habíamos refunfuñado
- vosotros habíais refunfuñado
- ellos/ellas habían refunfuñado
Toekomende tijd I
- ik zal kankeren
- jij zult kankeren
- hij/zij/het zal kankeren
- wij zullen kankeren
- jullie zullen kankeren
- zij zullen kankeren
Futuro I
- yo refunfuñaré
- tú refunfuñarás
- él/ella refunfuñará
- nosotros refunfuñaremos
- vosotros refunfuñaréis
- ellos/ellas refunfuñarán
Toekomende tijd II
- ik zal gekankerd hebben
- jij zult gekankerd hebben
- hij/zij/het zal gekankerd hebben
- wij zullen gekankerd hebben
- jullie zullen gekankerd hebben
- zij zullen gekankerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré refunfuñado
- tú habrás refunfuñado
- él/ella habrá refunfuñado
- nosotros habremos refunfuñado
- vosotros habréis refunfuñado
- ellos/ellas habrán refunfuñado
Conditionalis I
- ik zou kankeren
- jij zou kankeren
- hij/zij/het zou kankeren
- wij zouden kankeren
- jullie zouden kankeren
- zij zouden kankeren
Condicional
- yo refunfuñaría
- tú refunfuñarías
- él/ella refunfuñaría
- nosotros refunfuñaríamos
- vosotros refunfuñaríais
- ellos/ellas refunfuñarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gekankerd
- jij zou hebben gekankerd
- hij/zij/het zou hebben gekankerd
- wij zouden hebben gekankerd
- jullie zouden hebben gekankerd
- zij zouden hebben gekankerd
Condicional perfecto
- yo habría refunfuñado
- tú habrías refunfuñado
- él/ella habría refunfuñado
- nosotros habríamos refunfuñado
- vosotros habríais refunfuñado
- ellos/ellas habrían refunfuñado
Imperatief
- jij kanker
- jullie kankert
Imperativo presente
- tú refunfuña
- vosotros refunfuñad